Author: i.

En al

Ik heb eigenlijk geen tijd voor statusupdates.

Ik hou zielsveel van sociale media. Altijd al zo geweest en ik maak daarbij ook geen onderscheid tussen verschillende platformen: het heeft allemaal zijn charmes. Allez, behalve LinkedIn dan, want hoewel Zuhal daar blijkbaar vanalles tegenkomt en dan vooral ongevraagde piemels van vreemde mannen, vind ik het zelf een behoorlijk saaie bedoening. Maar al de rest? Love it. Facebookgroepen die ik volg voor de inhoud, maar evengoed een aantal die ik lees als een soort van antropologische observatie (Ja, ik ben zot van gekke gifs met beertjes die me goeiemorgen wensen, “ge zijt van gent als ge.”). Ik hou van de meningen en de grapjes op X en Threads, van de perfecte levens op Instagram. Het liefst zou ik de hele dag scrollen en antwoorden en hartjes geven en tussendoor voor de afwisseling kijken naar filmpjes van panda’s die van een glijbaan vallen. Want panda’s die van een glijbaan vallen zijn goed voor mijn hart.

Spijtig genoeg moet ik vooral werken, de laatste week. Veel les, veel vergaderen, informatie geven aan nieuwe studenten én twee dagen Freinetopleiding geven. In die week heb ik zeker tien keer gedacht “oh, daar moet ik online eens iets over vertellen”. Over een fantastische analyse van Het Fameuze Rapport Van Wijzen Over Alles Wat In Het Onderwijs Moet Veranderen, bijvoorbeeld. Over hoe de 18-jarigen zijn die gretig en popelend op een vrije woensdagmiddag met 1 of 2 ouders naar een infomiddag komen en hoe blij ik daarvan word. Of over de school die ik mocht bezoeken, dit weekend, in Brussel. Een kunstbasisschool, de enige (?) tot nu toe in ons land, en hoe inspirerend dat was.

Spijtig genoeg heb ik dus principieel geen tijd voor statusupdates, momenteel. Gelukkig zijn er nog panda’s die van een glijbaan vallen, dat maakt veel goed.

En al

Vijftig tinten beige.

Nu ons kind is uitgegroeid van een kleine kleuter naar een puber die wat meer ruimte inneemt, zijn we hier thuis langzaam aan het uitkijken naar een nieuwe zetel. Onze sofa is behalve krap namelijk ook wat afgeleefd geworden: we kochten hem met de cadeau-centjes van ons huwelijk en dat is toch ook al 10 (TIEN!) jaar geleden.
Het ding heeft meer afgezien dan het huwelijk op die tien jaar, want het huwelijk is niet de favoriete ligplaats van ondertussen drie katten met groezelige poten en aan het huwelijk kuist een opgroeiend kind haar handen niet af als ze paprikachips heeft gegeten. Ik zeg maar iets.
De zetel in kwestie is overigens bleek lichtblauw-grijsachtig. In stof, geen wasbare hoezen. Bloedmooi, maar lees de vorige alinea efkes opnieuw en concludeer: die keuze was vragen om miserie. Ik heb dan ook ongeveer ten tijde van het houten huwelijksjubileum al beslist dat antraciet, petrolblauw of kakigroen ook heel mooie kleuren zijn, voor toekomstige zetels.

Enfin. Ik zocht een paar weken geleden (Ziekteverlof. Onverwachte vrije tijd.) op een verloren middag wat zetels op het internet en daarna gebeurde wat tegenwoordig altijd gebeurt als je één keer iets opzoekt: op elk nieuwssite en in elke app word ik sindsdien 24/7 overspoeld met gigantisch veel advertenties van ongeveer elke momenteel bestaande zetel. Ik ken de markt dus ondertussen wel al een beetje. Of toch de markt van merken die geld geven aan advertenties op instagram. FLEXIBELE MODULAIRE SYSTEMEN OVERLOAD.

Zaterdag hadden mijn lief en ik geluncht in de stad en we wandelden wat rond daarna. Het begon te regenen en net op dat moment passeerden we één van de winkels die me advertenties hebben gevoerd de laatste tijd, dus natuurlijk moesten we daar efkes binnen lopen. Ik ben blijkbaar een sucker op gebied van targeted advertising.

De winkel in kwestie was van het soort waarvan ge onmiddellijk weet: dat gaat hier wel een centje kosten. Geurend naar een huisparfum gemaakt van verpulverde biljetten van 100 euro en meiklokjes. Perfect geschminkte en proper gekamde winkeldames met allemaal dezelfde stijlvolle zwarte broek en een oversized kraakwit hemd. Kendet? Ge kent het.

Ik vind dat wel eens plezant, zo’n winkel. Ware het niet dat werkelijk alles in de winkel beige was. Lichtbeige, donkerbeige, bijnawit-beige, bijnagrijs-beige. Lampen, vazen, decoratie,-zittingen van stoelen, schilderijen: beige.
Zo ook de vijf verschillende soorten sofa’s. Ik werd er een beetje baldadig oogrollend van en mijn lief heeft sowieso niet zoveel voorzetten nodig om grapjes te maken, dus na een paar minuten waren we giechelend zetels aan het testen terwijl ik me mijn kind voorstelde die na haar fietstocht door de regen en plassen met een modderbroek en vuile schoenen neerploft in een beige zetel. Om een kruimelende chocoladekoek te eten. Been there, done that.

Eén van de proper geschminkte dames liet ons weten dat we hulp mochten vragen en dat alle modellen in alle mogelijke uitvoeringen verkrijgbaar zijn. FLEXIBEL MODULAIR SYSTEEM en “in deze map staan alle opties”.
Met een brede armbeweging wees ze vervolgens naar een muur met ONEINDIG VEEL OPTIES VOOR BEKLEDING. En ze had gelijk: wel minstens 30 tinten beige. En – hou u vast – ook grijze stoffen. Lichtgrijs, bijnawit-grijs, bijnabeige-grijs. En één donkergrijs, voor de mensen die het echt zouden willen. Wel precies het soort donkergrijs dat ik niet mooi vind. Faut le faire.

De zetels zelf waren gelukkig ook niet zo comfortabel en de regen was ondertussen gestopt, dus er is alweer een kogel van onmogelijke keuzes maken vermeden. Op naar het volgend flexibel modulair systeem.

En al

(Half)platte rust.

Ik moest dus een kleine ingreep ondergaan en deed dat met frisse tegenzin. Meer dan twee weken verplicht en gepland thuis blijven, dat is niet zo mijn gewoonte en dapper zijn en doordoen is zowat de huisstijl. Onterecht, maar ik ben een kind van mijn tijd en heb me daar ondertussen bij neergelegd.

Edoch. Als een huisarts, twee specialisten en een bevriende dokter unisono zeggen “het is nodig” en ge zelf al eens een wijsneuzerige boom durft opzetten dat “iedereen zijn eigen expertiseveld heeft en dat het een goed idee is om mensen die ergens voor gestudeerd hebben wat vertrouwen te geven”, ja dan kijk.

Ik plande de operatie halverwege mijn verlof en maakte vervangopdrachten en een leerpad voor mijn studenten. Er zou niet geluierd worden, meneer. Van tevoren had ik bovendien een strak en ambitieus plan waarbij ik in dat ziekteverlof ons huis zou opruimen en organiseren én alle lessen van het semester zou voorbereiden. Het was een troost en een sussen van mijn eigen flinke geweten.

En toen bleek dat de voorgeschreven rust geen overbodige luxe was en dat het opruimen te veel energie vroeg. Na een ambitieuze “ik ga zelf naar de bakker” op dag drie, een duizelingske en een middag gejammer in de zetel daarop volgend, capituleerde ik. Ik bekeek drie netflix-series, las echte dikke boeken (Nirvana van Tommy Wieringa, trouwens. Thank me later.), reanimeerde deze blog en genoot zowaar van de rust.

Zodanig dat ik nu wat bang ben om opnieuw te gaan werken, overmorgen. Mijn agenda vult zich schrikbarend snel, het semester is nog niet helemaal voorbereid, maar er zijn ook twee boeken die nog liggen te wachten en dat schrijven hier bevalt me toch meer dan gedacht.

Tijd om wat prioriteiten te herdefiniëren, geloof ik. Want ik moet ook het huis nog een keer opruimen natuurlijk.

En al

Ik vind verrassingsfeestjes ook eng.

Het gebouw waar mijn nko-arts zijn consultaties houdt en waar ik deze dagen om de zoveel tijd op controle mag, wordt momenteel aan de buitenkant gerenoveerd.
Dat gaat gepaard met veel en constant aanwezig verbouwlawaai, wat voor onrust en zichtbare irritatie zorgt bij iedereen in de wachtkamers. I can relate. Het is al geen ponykamp om in een saaie ruimte op ongemakkelijke stoelen te wachten op alweer een vervelend onderzoek. Als dat dan ook nog met de soundtrack van drilboren en schuurmachines moet gebeuren, is het helemaal ellendig.

Het constante lawaai is echter niet mijn grootste probleem. Om de paar minuten wordt het altijddurend gerommel van de werken doorbroken door een luide dreun waarvan mijn hart telkens eerst een halve seconde stilstaat en dan minutenlang in overdrive raast van het schrikken. Die bonken zijn eigenlijk helemaal niet onverwacht: je weet dat ze komen. Maar er zit totaal geen ritme in en daardoor is het toch altijd onaangekondigd. Ik laat mijn boek vallen, verslik me als ik net aan het drinken ben of maak een klein sprongetje op mijn stoel. Soms een onderdrukt kreetje. Slapstick in de wachtkamer.

Het is een onvoorziene extra dimensie bij de controles en het maakt het allemaal nog een stuk spannender. De nko moet immers bij het controle-onderzoek een lang camerasonde-ding voorzichtig in mijn neus inbrengen om mijn sinussen te checken. Dat is op zich al onplezierig, maar ik zit dus vooral de hele tijd te wachten op een dreun, een nko die daardoor een onverhoedse beweging maakt en hoe dat dan gigantisch veel pijn gaat doen.

Ik heb voor de ingreep wild en overdadig allerhande medische websites uitgeplozen en ben dus op de hoogte van de meest obscure mogelijke complicaties. Maar “verwonding door schrikreactie van nko-arts tijdens onderzoek” werd precies nergens beschreven.

En al

It wasn’t much of a plan, I just started walking.

Het is niet dat ik ooit gestopt ben met schrijven.

Schriften vol gekrabbel, word-files vol geraas. Het is er altijd geweest en het zal voor altijd zo blijven. Maar wat hierop kwam, in die actieve jaren (2004-2018, zo schat ik), was anders. Omdat er een publiek was, of althans kon zijn.
In mijn private navelstaarderij zonder toehoorders blijk ik slordig. Halve gedachten worden geen echte redeneringen als ik ze gewoon ergens nauwelijks leesbaar in een tof schriftje neerkriebel. Kronieken vervallen in steekwoorden, en die luiheid is nefast voor het ordenen van mijn gedachten. Zelfs mijn (te talrijke) meningen zijn minder doordacht als er niemand luistert of op zijn minst doet alsof.

Waarom ligt het hier dan op zijn gat en al zo lang? Door al die platformen waarop al die meningen kunnen. Met filters en hashtags en een mens heeft daar geen werk aan. Daartegenover: de complexiteit van dit systeem. Inloggen, schrijven, publiceren, fotooke erbij in een ideaal scenario. En delen ook natuurlijk. Op facebook en twitter en op andere plaatsen want de mensen verwachten dat gelijk en personal branding is een dingetje zo schijnt het. TEH PRESSURE. En dan oei. Ik heb al een week niet geschreven. Twee weken en mensen stellen vragen. Drie weken ik krijg mails van alles goed en ca va wel met u.

Wat blijkt. Als drie weken drie maanden worden dan stoppen de vragen en is de druk weg. Als drie maanden er zes worden dan vergeet je het zelfs een beetje. Publiek noteren kan immers in theorie ook in formats van 140 tekens of met een mooie foto in drie keer drie beelden op een grid. Bijna even goed, alleen vind je een jaar later je eigen gedachten niet meer terug. Ah.

Dat zij hier gewoon nog is, dat deed me gisteren glimlachen alsof het 2004 is. Omdat toeval niet bestaat, had ik bovendien een ongerelateerde conversatie deze ochtend waarin het woord wijvenweek viel.

Benieuwd waar dit allemaal gaat eindigen.