Month: March 2008

projecten

[Wijvenweek]Kinderen.

Juist. Vandaag was het thema kinderen, zeker.
Wel. Ik heb er geen en het gaat u allemaal niet aan of ik er wil en wanneer ik eraan plan aan te beginnen.

Next!

En al

[wijvenweek] Het nutsprincipe (II)

Het gaat over dingen die mannen niet begrijpen, vandaag. Wij voeren aan:bewijsstuk 2.

We zijn zo’n jaar samen, schat ik. En we gaan samen naar de sauna. Hij heeft dat een jaar lang kunnen afhouden (wil vriendin B. niet mee? Dan zie je haar ook nog eens en al…) maar ik heb het in mijn hoofd gehaald en dan is daar weinig aan te doen: ik moet en zal met mijn lief naar de sauna gaan. Zoals in de boekskes: samen relaxen na een lange werkweek. Ik doe dat graag, de sauna, hij ziet mij graag en ik kan goed zagen. De som is gauw gemaakt, inderdaad.

Wij dus naar de sauna. Een mooie rustige, waar zijn leerlingen en mijn studenten niet komen. Want dat was een voorwaarde: mensen die punten van u moeten krijgen, die wilt ge geen punten op u zien geven.
Bij het binnenkomen verhoogde zijn linkerwenkbrauw zich al zo’n 4 cm bij het aanschouwen van de wierook en het horen van het vogelgesjirp op band. Een berispende blik van mijnentwege is voldoende om de wenkbrauw te laten zakken, maar de toon is gezet.

We nemen een douche, trekken een badjas aan en nemen plaats in de sauna. Na vijf minuten begint hij te zuchten en op de zandloper te tikken. Ik negeer hem, gemakkelijkheidshalve en de lieve vrede in gedachten. We zijn hier om te ontspannen, weetwel.
Na tien minuten verlaten we de sauna, nemen een koude douche en gaan even in het dompelbad, zoals dat hoort. Het dompelbad verwart hij prompt met een zwembad en waarop hij me dus kopje onder probeert te duwen en mij nat spat. Zeer sereen en zen allemaal, ik moet u daar geen tekening bijmaken.

Na het dompelbad en het afdrogen gaan we op de bank aan het voetbad zitten. En spreekt hij de legendarische woorden: “Well. That was fun. En wat gaan we nu doen?” Als ik antwoord dat we nu gaan ontspannen en dan een volgende sauna-ronde gaan beginnen, kijkt hij me verbijsterd aan. Of het dat maar is, vraagt hij, ontspannen door hier gewoon te zitten. Ik zie aan zijn gezicht dat hij het poogt te vatten, maar dat het niet lukt.

Als de mevrouw die op het bankje rechttegenover ons aan het voetbad plots haar handen op haar knieën legt, de ogen sluit en zacht medidatief begint te zoemen, zie ik de verbeten trek om zijn mond die ik zo goed ken. En als de dame in kwestie prompt heur chakra’s begint te kuisen, is het hek van de dam. Lief lacht luid, de mevrouw kijkt verstoord, de zen is aanwezig zoals op een betoging van Tibetaanse monniken. Ge weet dat ze er is, maar met al dat tumult kunt ge ze moeilijk zien.

De rest van de avond breng ik in de sauna door, terwijl hij bij de open haard een boek leest en vers fruitsap drinkt.


Dit is een postje in het kader van wijvenweek. Blijf hier vooral niet hangen, en check ook wijvenblogs.be voor meer van hetzelfde, maar dan helemaal anders.

Ja!

[Wijvenweek] Huishouden in mijn hoofd.

In mijn hoofd heb ik een huis waar je desnoods aan de vloeren kunt lekken. Pas op: u kunt aan onze vloeren lekken, maar de kans is groot dat ze naar chocolade, spagettisaus of soep smaken. In datzelfde hoofd bind ik een keukenschort voor wanneer ik welgemutst van mijn werk kom, waarop ik prompt de strijk begin te doen en de tafel dek met vers gesteven tafellinnen.
In mijn hoofd is er iedere dag dessert, is de ijskast altijd goedgevuld en ben ik nooit mijn sleutels kwijt. In mijn hoofd ben ik echter ook een grote slanke negerin die goed kan dansen en zingen, dus we kunnen gerust stellen dat realisme niet echt een topprioriteit is in mijn hoofd.

En wat doet een slimme vrouw dan? Ze brengt de heilige drievuldigheid van de schadebeheersing in huis: een Bosch, een natalia en de luiewijvenwinkel.

Het is graag gedaan.

vriendjes

[Wijvenweek] Mijn man.

Kruimel vraagt erom.

Als ik ziek ben, dan speelt hij gitaar voor mij. Als ik boos ben, dan trekt hij een raar gezicht en dan weet ik niet meer waarom ik boos was. Als ik overstuur ben, dan wrijft hij over mijn hoofd en zegt dat ik een coole chica ben. Als ik panikeer zegt hij panikeert keer zo niet, als ik mij aanstel zegt hij stelt u keer niet zo aan. En hij doet dat op zo’n manier dat ik dat pik.

Ik moet minimum tien keer per dag luidop heel hard lachen om iets wat hij doet of zegt. Als onze poetsvrouw ziek is en hij weet dat ik veel moet werken die week, dan kom ik thuis en heeft hij de keuken schoongemaakt. Als ik lange uren maak, dan kookt hij de lekkerste spaghetti ter wereld voor mij. Als ik domme dingen doe, dan is hij kwaad op mij. En als iemand mij verdriet doet, dan is hij immens kwaad op die persoon.

Als hij weet dat ik die avond nog in bad wil gaan, dan zet hij in de vooravond de verwarming op de badkamer aan. Als hij mij ziet, dan lachen zijn ogen. Altijd.

Ja!

[wijvenweek] Het nutsprincipe (I)

Bij mannen moeten dingen nut hebben. Er moet een reden zijn. Een waarom. Een activiteit. Een veralgemening als een huis, maar ik heb dat empirisch vastgesteld. Bewijsstuk 1.

Hij is een vriend van het lief, sinds jaar en dag. Niet dat ze elkaar zo vaak zien, maar ze hebben veel samen rondgehangen. En het klikt bijzonder goed. Ondertussen is het een paar maand geleden dat ze elkaar gezien hebben. U kent dat wel: iedereen heeft het druk, er is het leven dat sneller voorbijraast als de TGV richting Zuid-Frankrijk (het is een vergelijking van niks, maar treinen richting het zuiden zitten in mijn hoofd de laatste weken) en voor een mens het goed en wel beseft is het weer pasen en sneeuwt het.

Op een avond hoor ik via via dat het niet zo goed met hem gaat. De via via is vrouwelijk, maar dat hoef ik u vast niet te vertellen. Maar goed: het is niets ernstig, maar hij is een beetje down, loopt wat verloren. Het komt wel in orde, maar ik bedenk dat een telefoontje van lief hem wel goed zou doen.

De volgende dag in de auto.

– En ze vertelde dat hij het niet zo goed stelt, tegenwoordig. Misschien moet ge eens bellen.
– Bellen? Ik heb geen tijd om op café te gaan, de komende weken.
– Ik zeg toch niet dat ge op café moet gaan. Gewoon eens bellen om te vragen hoe het met hem gaat.
* Rolt met zijn ogen * Dat kan toch niet.
– Hoe dat kan niet?
– Ja. Ik zal een beetje gaan bellen: Hey, hoewist? / Voorwabeldegij? / Zomaar nen keer, om te horen hoe het met u is. Hij gaat denken dat ik zot geworden ben.
– Maar allez. Dat is toch perfect normaal. Eens informeren hoe het met uw maten is en al.
– Jajaat. En dan kunnen we meteen afspreken om eens samen te gaan winkelen of ons nagels te laten doen. Telefoons, dat is voor als ge iets moet afspreken of iets nodig hebt.
* twee minuten stilte *
– Anders bel ik hem eens om te vragen of hij mij kan helpen om dat plan uit te tekenen.
Ja. Dat ga ik doen.