Month: April 2013

Ja!

*neuriet*

U mag mij een halvegare vinden, of een optimist — afhankelijk van waar in het levensvreugdespectrum u zich bevindt — maar heden draag ik geen jas meer. Ik draag een trui, ja, of misschien eventueel nog een licht vestje, indien nodig, maar de donsjas gaat de kast in. Ik hoop dat ge een beetje meewerkt, zon. Ik moet volgende week naar het voetbal, namelijk, en in ons oud stadion is geen zetelverwarming (maar volgend jaar! volgend jaar! manmanman!).

De jas blijft uit, want ik voel ze namelijk. Ze is daar, ze zit klaar, en ze kan de liefdevolle aanmoediging gebruiken. Daarmee ook dat ik bleef glimlachen toen ik daarnet een regenbui over me heen kreeg. Daarmee dat ik niet kwaad werd op de losliggende stoeptegel met water en modder eronder. Splets op mijn broek. Gelukkig heb ik mijn nieuwe schoenen niet aan, dat was al wat ik dacht. Ik zal die klachtenbrief wel een andere keer versturen.

De regen was niet eens koud, zo beweerde ik. Mijn lief keek verwonderd over zoveel goed humeur. Hij had het waarschijnlijk nog niet gezien, dat ze daar is. Dat ze klaarzit. Dat het lichtroze van de Japanse kerselaar al hier en daar door de botten durft schijnen.

Morgen zal ze arriveren. Frank heeft het ook gezegd. Neem een deken, wat eten, en iemand die ge graag hebt. Zet die allemaal in een park, sluit uw ogen en luister naar kinders die spelen in het gras.

Lente mensen. Wie had dat ooit kunnen denken.

projecten

Het zou ook kunnen dat ik het helemaal fout doe.

In het diepst van mijn gedachten heb ik groene vingers. Ik sta zelfs met een reportage in de Feeling, waarin ik uitgebreid mijn wilde tuin — waar veldbloemen de hoofdrol spelen en de vlinders uit de verre omtrek verzamelen blazen– toelicht. Enkel foto’s van mijn hof, niet van mijzelf, want ik sta niet graag op foto’s, u weet dat. Allez, er is een foto waar ik opsta, maar ge ziet mij enkel langs de achterkant, terwijl ik schoffel of hoe heet dat zo’n dingen die mensen in tuinen doen. Mijn poep ziet er mager uit in mijn Laura Ashley-bloemenjurk en ik heb een grote witte zomerhoed op mijn hoofd. Mijn lange haar hangt op mijn schouders, onder de hoed. Het is gekamd.

Not going to happen, uhuh.

Maar de feiten blijven de feiten: ik schart zo’n 3 tot 4 weekends per jaar graag in aarde en verpot al graag eens een primula of vijf. Ik neurie ondertussen. En binnenkort hebben wij dus een hof. 45 vierkante meters, in het midden van de stad, eerlijk gekocht. Ik ben, en ik druk mij zacht uit, zeer opgewonden over dat idee. En ik heb grootse plannen, want voor het eerst in mijn volwassen leven zal ik beschikken over volle grond om dingen te planten. Op termijn wordt alles eetbaar in de hof, denk ik, en daarmee begin ik nu te experimenteren. Dat is supervolwassen van mij, vind ik persoonlijk. Vanaf nu zeg ik dus: hobby’s? Ohja, zo wat tuinieren hé.

En dus heb ik turfpotjes gekocht en kruiden gezaaid deze week. Geen idee hoe dat moet, maar mijn logisch verstand zegt: aarde, zaadjes, potjes, alles door elkaar mengelen, vochtig houden. Hopla plant binnen een paar weken. Juist?

Little helper.

kinderspam

Hand.

Haar kleine hand in mijn hand. Ik vond dat al fantastisch toen ze nog niet eens zelf kon stappen en mij nodig had om zich recht te houden. En ik vind het nu, drie jaar later, nog altijd heerlijk.

Ze doet het niet meer constant, natuurlijk. Meestal huppelt of rent ze voor me uit, terwijl ze de wereld toezingt en luidkeels verhalen de openbare ruimte rondstrooit. Maar bij de straathoek stopt ze, rolt ongeduldig met haar ogen (een familietrekje) en wacht ze op mijn hand voor het oversteken. En hoewel ik het haar zelf heb geleerd (ingedramd, kapot geconditioneerd): Ik vind dat elke keer aandoenlijk. Elke keer.

Of daarnet. We hadden een bad genomen, en ze wilde natuurlijk haar nieuwe sloefen weer aan.

(Die sloefen zijn een verhaal binnen het verhaal. Het verhaal van een moeder met lichte hoofdpijn en een schoenenwinkel met te veel keuze in zomerschoenen. En met “te veel” bedoel ik: “ook felroze ballerina’s met een barbielogo”. Het verhaal eveneens van een kleuter die daar zo wild van was als Astrid Bryan van een diamanten postuurke in de vorm van een kat. Bovenop een ring. Ik ga het niet te lang maken, dat verhaal. Het komt erop neer dat ik haar heb omgekocht met furby-sletsen. Einde.)

En dan staat ze dus bovenaan de trap. Aarzelt. Zoekt stabiliteit met haar gigantische sloefen. Kijkt omhoog naar mij en tast naar mijn hand om de trap af te gaan. Stevig vast, die kleine hand in die van mij.

Totally made my evening, datte.

projecten

Koppig.

Wij zijn van het koppige soort, bedacht ik deze middag. Drie warmeluchtblazers zoemden synchroon in onze hal, drie verfkrabbers werkten geduldig verder. Zo gaat het al weken, elke dinsdag, en vaak ook woensdag. Soms mijn papa alleen, soms mijn mama en mijn papa, en vaak ik er ook nog bij, als ik niet aan het werken ben. Laag na laag na laag na laag.

Het lief kijkt wat hoofdschuddend, als hij passert onderweg naar de kelder, die hij uitmest en waterdicht maakt terwijl wij tergend langzaam vooruitgang boeken. Hij heeft er de moed niet voor, namelijk, voor deze klus. Hij wilde gewoon een beetje schuren en dan een veertiende laagje. Maar wij, wij weten dat het mooier gaat zijn als de dertien lagen verf eraf zijn, voor we de deuren en de trap weer lakken. Want het zijn mooie deuren. En het is een mooie trap.

doors doors doors

En dus werken wij geduldig verder. Nog een paar dinsdagen, een handvol woensdagen en ook deze fase is weg en komt nooit meer terug. En tegen die tijd is het vast mooi weer, is er een akte getekend, en kunnen we een tuin aanleggen.