En al

En al

Het experiment (2)

Het is woensdag vandaag, dus zoals beloofd zullen wij vandaag de resultaten van mijn vermoedelijke paranormale krachten evalueren.

Ik zei dus:

Ik hoop dat binnen een week de lente echt doorbreekt.

En wat zien wij vandaag bij onze vrienden van het KMI en de BBD?

Donderdag: 18, wisselend bewolkt en droog
Vrijdag: 17, wisselend bewolkt en droog
Zaterdag: 21, wisselend bewolkt en droog
Zondag: 26, wisselend bewolkt en misschien wat onweer

Laten we wel wezen: het is duidelijk dat de lente is begonnen. Behold the power of i. !

U mag nu een tempel ter mijner eer oprichten en alvast beginnen met het brengen van royale geldoffers.
Onderwijl houden wij hier op het hoofdkwartier nog in beraad wat het volgende wonder zal worden. Suggesties zijn welkom, maar zullen niet noodzakelijk gevolgd worden.

En al

Flink en niet flink

Goed: voor de tweede (!) keer deze week zwemmen geweest. Elementair voor grote plan om binnen 3 maand (a) er beachable uit te zien en (b) fysiek in staat te zijn de Machu Picchu te doen.

Slecht: door honger vanwege flinke zwemmen zonet halve blok Maredsous-kaas naar binnen gespeeld. Beetje misselijk.

En al Van een ander

De ontembare vrouw

Er zijn zo van die lesgevers waar je, jaren na het afstuderen, nog steeds af en toe aan terugdenkt. Omdat ze fantastisch les konden geven, omdat de materie die ze behandelden zo interessant was, of gewoon omdat het fijne mensen waren.

Dat heb ik dus met Dhr. Bienstman. Deze meneer was lector didactiek, sociale agogiek en godsdienst op de lerarenopleiding toen ik er studeerde. Ik weet niet of hij nu nog werkt, maar ik denk alleszins nog af en toe glimlachend terug aan zijn lessen.

Wat hem zo uniek maakte was de combinatie van gedrevenheid, wijsheid en absolute geschiftheid.
Dit is de kleine mollige man die in de eerste les godsdienst van het academiejaar eerst vijf minuten zweeg en vervolgens brulde : “beste studenten. GOD IS WILD”.
Dit is de lector die oliebollen beloofde bij een correct antwoord op een moeilijke vraag, die een krijtje tegen je hoofd gooide als je zat weg te dommelen en die met uitgestreken en geïnteresseerd gezicht om een motivatie vroeg toen een student beweerde dat De Heideroosjes een sprituele betekenis in zich hadden.

Het mooist waren de lessen godsdienst waar hij het had over “De vrouw” en “De man”. Elk van deze interessante studieobjecten waren een semester lang onderwerp van discussie en de lessen waren opgebouwd rond sprookjes of mythen. Bienstman vertelde honderuit over De Wildeman en Blauwbaard, over de symbolische functie ervan en gaf ons terloops een boel levenswijsheid mee.

Blauwbaard, het sprookje waarmee hij De Vrouw analyseerde, las hij voor uit een boek dat De Ontembare Vrouw heet. Het exemplaar dat hij meebracht naar school was van zijn eigen madam en was -zoals dat heet- stukgelezen. Beduimeld, half in flarden en vol aantekeningen. Vrouwlief had dan ook gezegd “je gaat dat vuile boek toch niet meenemen naar school? Je studenten gaan ook wel een slecht gedacht krijgen van mij…”, zo vertelde Bienstman in het begin van de les.
Hij had het toch meegenomen, zei hij, en hij had er bij gedacht:
“Integendeel vrouw, ik neem het mee om jou te eren.”

Wij allemaal vertederd, natuurlijk.

Zaterdag, 7 jaar na datum, zag ik tot mijn verbazing een nieuwe uitgave van De Ontembare Vrouw liggen in de Fnac.
Ik heb het gekocht en nu ligt het op de salontafel te glunderen. En af en toe lees ik daar dan een stukje in.

Want wie wil er nu niet ontembaar zijn?

En al Van een ander

Een duiveltje verborgen in i.

Het is guur buiten, zoals dat heet: april en regen, lente en toch die kille wind. Voor het raam van mijn kantoor verzamelt een studente paniekerig een paar weggewaaide cursusbladeren terwijl ze -ietwat wanhopig- poogt haar paraplu onder controle te houden. Ik overweeg de lunch over te slaan (de zin om door dit weer een broodje kaas te halen op de hoek is niet bijster groot) maar een grommende maag en een licht gevoel in m\’n hoofd doen me toch besluiten dat het tot mij nemen van enig vast voedsel een absolute must is om de middag door te komen. Ik moet immers nog mensen nieuwe dingen leren en dat kan je niet zonder er kloek op te staan, zoals de oma altijd zegt.
Ik trek mijn jas aan, begraaf mijn hoofd diep in de kraag en duw de schoolpoort open.

Daar staan ze, op het trottoir voor de ingang. Ze zijn met drie en dragen allemaal dezelfde hemelsblauwe regenjas. Ze hebben een clipboard bij en een badge opgespeld. En ze klampen voorbijgangers aan. De meeste passanten wuiven hen licht geïrriteerd weg: geen wonder, eigenlijk, met dit hondenweer.
Eén van de jongens stapt met een vriendelijk gezicht op me toe en zegt: goeiemiddag juffrouw.
Nu hou ik daar wel van, dat ze me \”juffrouw” noemen: ik ben momenteel in die levensfase aanbeland waar winkelmadammen en bankbedienden al eens durven twijfelen tussen “mevrouw” en “juffrouw”. Het mevrouw-gevoel is echter nog steeds niet doorgebroken bij i. en ik ervaar het dan ook als lichtjes offensief om in die termen aangesproken te worden. Maar hij zegt dus juffrouw, en alleen al daarom groet ik vriendelijk terug.

Snel maak ik een inschatting van de situatie. Fondsenwerving, dat is duidelijk. Het is een beeld dat je het laatste jaar steeds vaker ziet in de stad: jonge vrijwilligers gaan op zoek naar geld voor non-profits, op de stoep. De ene organisatie gaat daarbij al wat verder dan de andere. Zo was er een poos geleden die dame in de winkelstraat die me vroeg of ik tegen AIDS was. Wat een vraag, dacht ik. Welk onmens is er nu voor aids? Ik zie het al voor me \”Hallo, ik ben i. en ik ben een fervent voorvechter van het HIV-virus. We vergeten maar al te vaak dat ook een virus bepaalde basisrechten heeft, en dat is zó oneerlijk.” Monty Python heeft er nix aan.
Bon, ze vraagt dus of ik tegen aids ben en ik zeg van jawel hoor. Ze laat me een petitie ondertekenen, tegen aids.Tuurlijk dat ik teken, gezwind en zonder twijfel. Vervolgens blijkt dat ik, door mijn handtekening, net 25 euro heb geschonken. Zomaar. Dat was zo lief van mij. En ik wist bovendien van niets.
Ik heb mijn naam opnieuw geschrapt en haar verteld dat ik tegen aids en tegen oplichterij ben. De trut. Maar ik dwaal af.
(more…)

En al

Alles is te koop.

Een jaar of vijf moet hij zijn. Hij loopt op me toe terwijl ik tijdens m’n middagpauze een boek lees op een bank in de binnentuin van onze school.
De school waar ik werk is namelijk niet enkel een hogeschool, maar in de aanpalende gebouwen is ook een basisschool gevestigd. Er dus loopt er in de tuin nogal wat klein grut rond, bijwijlen.
Hij loopt op me toe, met een enthousiasme dat enkel vijfjarigen nog hebben. Vlak voor hij bij het bankje aankomt, struikelt hij over z’n eigen voeten en valt languit op de tegels. Geen pijn gelukkig, want hij krabbelt met een grijnzend gezicht opnieuw recht.

– Wilde gij een snoepke kopen? Hij houdt een plastiek zakje omhoog met daarin wat snoepgoed.
– Misschien wel ja, hoeveel kost het?
– 1 euro maar!
– En waarom verkoop jij snoepjes?
– Omdat de juffrouw dat gezegd heeft.
– Neen, ik bedoel: wat gaan jullie met de centjes doen?
*Stilte. Hij trekt een peinzend gezicht*
– Iets kopen.
– Ja, dat dacht ik wel. Maar wat gaan jullie dan kopen?
*Opnieuw dat nadenkend gezichtje. ik kan zijn brein horen werken. “de juf heeft het gezegd, maar ik weet het niet meer, wat was het ook al weer…het was iets met…”*
*nog meer stilte*
*zijn gezicht klaart op*
– De zee! We gaan de zee kopen!

[achteraf hoor ik van een collega dat de snoep verkocht wordt ter sponsering van de zeeklassen dit jaar. Close, little man. Very close.]