Van een ander

Dingen door andere mensen geschreven

Van een ander

De wonderen zijn de wereld nog niet uit.

Vandaag is een heel bijzondere dag: voor het allereerst in de anderhalf jaar dat we een duo vormen hebben mijn ford feest en ik tesamen een uitstapje naar de car-wash gemaakt. Nu moet u weten dat zulks voor een auto die geen zeep en warm water gewend is, een hele onderneming is. Wat zeg ik, een heus avontuur is het, met al dat borstelen en stofzuigen en soppen: een beetje beangstigend maar vooral ook heel spannend. Ik heb mijn superauto de afgelopen dagen dan ook zachtjes laten wennen aan het idee, lieve woordjes toegesproken en hem verzekerd dat alles wel in orde zou komen. Zoals je met een baby doet die voor het eerst naar de kapper moet. Maar neen, lieveke, dat gaat geen pijn doen. En het is zo voorbij, en daarna zal je zoooo mooi zijn.
Maar bon, wij dus op pad deze middag. Richting tankstation waar we, iedere keer als we er komen voor 30 literkes super in de buik, een beetje argwanend en onwennig naar dat grote grijze gebouw staren, naast het tankgedeelte. “Washal” staat er op de zijkant te lezen en met de regelmaat van de klok komen uit dat grote zwarte hol blinkende passats en berlines gesnord, als wij daar zo staan te tanken. Ze zien er altijd gelukkig uit, die grote wagens, en dat wilden wij dus ook wel eens vandaag.
Gezwind stuurde ik mr. feest de hal in, alwaar voor ons beiden een geheel nieuwe wereld openging: een wereld van hogedrukreinigers en stofzuigers die groter zijn dan ikzelf. Een wereld van ervaren autowassers die gewapend met plastic handschoenen hun geliefde auto te lijf gaan. Zeep! schuim! Wax! Een feest van properheid!
Ik parkeerde Feest naast één van de hogedrukreinigers en stapte- na enig bemoedigend gesus tegen mijn lichtelijk verontruste metgezel- uit. Na het lezen van de instructies bleek dat dat wassen een fluitje van een cent zou worden. Eens ik jetons had, weliswaar. Want dat stond in koeien van letters op het bordje: enkel met jetons. Even brak ik het hoofd over de vraag waar je dat kan kopen, jetons, maar dan besloten feest en ik samen de makkelijke weg te kiezen en sprak ik (ja, ik. Feest laat mij altijd de vuile werkjes opknappen) de gepensioneerde heer bij de buur-reiniger om meer informatie. Aan het loket, juffrouw klonk het. Dat wij daar zelf niet aan gedacht hadden. Wij dus naar het loket.

-Jetons alstublieft, voor de autowasdinges.
-hoeveel?
-eeeuurm. weet ik niet. Hoeveel is normaal?
-Dat hangt ervan af.
-waarvan?
-gewoon, hoe snel je bent.

(loketjongen duidelijk geen groot licht.)
-ik weet dat niet, hoe snel ik ben in autowassen.
-één jeton is 2,5 minuten wassen
-en hoelang duurt het gemiddeld om een auto te wassen?
-dat hangt ervan af

grrr. *zucht* *stilte*– als hier iemand binnenkomt die de auto komt wassen, hoeveel jetons vraagt die dan?
– een stuk of vijf
– wel, doet u mij dan maar vijf jetons, alstublieft

Vijf jetons in de broekzak rinkelend terug naar de hogedrukreiniger en van toen af liep alles gesmeerd: we hebben gewassen, stof gezogen, ingezeept, gedroogd met de blazers, gewaxt en geboend dat het een lust was voor het oog. Wij twee daar in de grote hal, tussen al die ervaren autowasmeneren.

En weet je wat het leukste is? Het blijkt dat wat ik al die tijd als een absurd verzinsel heb beschouwd, heb weggewuifd als “een foutje op het kenmerkenkaartje”, dat dat toch waar is: Ford Feest is wel degelijk metallic lichtgrijs! En helemaal niet donkergrijs met zwarte spikkeltjes zoals ik altijd heb gedacht. Metallic grijs, begot. Wie had dat ooit verwacht?

Van een ander

ook i. doet aan gedichtendag!

Lepeltje

Sinds ik met je wakker word
als in een la die leeg is
op ons tweeën na,
is wat er morgen komt
ondergeschikt aan
wat vandaag al is begonnen.
We gaan met een bepaalde
logica eerst af hoe wij
vandaag weer samenhangen.
Dit is jouw been, dit is
mijn rug, mag ik hem nu
van jou terug, en wat ik
verder zou verlangen
is dat we opstaan, en
ons leven vanaf hier
hervatten, met jou dan
naast mijn hart onder
mijn arm — ik hou
je tot vanavond warm,
totdat je slaapt en daarna
wakker wordt als in een la,
leeg op ons tweeën na.

-B. Moeyaert – (Alweer. ik begin me een groupie te voelen)

Neen! Van een ander

neen aan re: !

Brieven schrijven, dat doe ik nu eens graag zie. Dat het nooit anders is geweest, daar is de zware kist schrijfsels in mijn living een stille getuige van.
Ook in deze dagen van snelle communicatie en informatie-viervaksbanen schrijf ik nog graag een brief op z’n tijd. Dat helpt om de chaos in het hoofd te ordenen en het is altijd leuk om post te krijgen.
Er zijn veranderingen, dat wel: de ontboezemingen worden niet langer met de hand geschreven, maar met het gewette klavier. Ze worden niet meer met de post opgestuurd, maar naar de mailbox van de bestemmeling gejaagd. Maar in weze is alles hetzelfde gebleven: je stuurt een paar pagina’s woorden, die je bij voorkeur oprecht meent, door naar iemand die je belangrijk genoeg vindt om die woorden te sturen. Een brief is een investering: je wikt, weegt, kiest en selecteert de juiste letters. Je sleutelt aan de opeenvolging en volgorde van zinnen. Je denkt na over de aanspreking. Je leest na, herleest, herschrijft eventueel.
En dan is ie af. Naam eronder, doorsturen naar de ontvanger. Hopen dat die begrijpt wat je wilde zeggen, en ook wel een beetje uitkijken naar een antwoord. En precies dat antwoord is waarover ik het wilde hebben, want dat heb ik net uitgeroepen tot ergernisje van de dag :
Het popt opeens up op je scherm: “you’ve got new mail” . De new mail waarvan sprake blijkt het een antwoord te zijn op je brief. whiiii, denk je dan, en je sjeest enthousiast naar het berichtje in kwestie. klik klik.

*slik*

Daar is ie. De brief die je kortgeleden zelf verstuurde. Verminkt. In stukken gereten en verknipt als een uitgescheurde advertentie uit de streekkrant. Want dat is wat veel mensen nu doen: ze duwen op de reply-knop in de mailbox en schrijven hun antwoord TUSSEN de originele brief in. Dat is lekker makkelijk: je ziet meteen over welk deeltje het antwoord gaat én je kan het aantal woorden beperken. Bovendien ziet het er wel fraai uit als je een ander kleurtje gebruikt. Dan lijkt het een beetje alsof je aan het praten bent.
. Nieuwsflash: ik wilde niet praten. Het gaat hier wel degelijk over geschreven communicatie. Als ik wilde praten, dan had ik wel gebeld of gemsnt. Of was ik -zoals in de goede oude tijd- even langsgelopen. Niet van dat alles, echter: ik schreef een brief.

Stel je voor: het is 1993. Je hebt een brief geschreven naar iemand die je nauw aan het hart ligt. Postzegel gelekt, adres op de envelop gekriebeld en het hele zooitje in de rode bus gestopt op het einde van de straat. Een weekje later valt er een antwoord door de klep in de voordeur. Je scheurt de envelop open, vol verwachting, en vindt een vel papier waar met prit (of velpon. dat ruikt zo lekker. mmm. velpon.) jouw brief in stukjes is opgekleefd. Tussen de verschillende stukjes heeft de schrijver zijn commentaar en antwoorden gekladderd. Geef nu toe: dat is toch geen zicht?

Eerherstel voor de klassieke brief, bij deze: een aanspreking, middenstuk, vriendelijke groet en ondertekening. Alles netjes na elkaar.
De wereld is zo al verknipt genoeg!

Van een ander

Een bladzijde omgedraaid.

“Laat u meeslepen in een superieure pageturner, vol verrassende feiten over kunst, religie en geschiedenis, met een messcherpe spanning die geen moment inzakt.”, zo lazen wij op de achterflap van De Da Vinci Code.
Als het woord page-turner zo makkelijk in de mond wordt genomen, voel ik spontaan een zekere walging opkomen. Als er dan ook nog termen als “verrassend” en “messcherpe spanning” naar mijn hoofd worden geslingerd, dan groeit mijn reserve tegenover het boek in kwestie gestaag. Ik heb het nu eenmaal niet zo voor spannend in boekjes. Spannend dat hoort voor ondergetekende bij bij chips, popcorn en een dolby surround system. Bij proza passen andere beschrijvingen: intrigerend, ontroerend, kwetsbaar, grappig, vol mooie woorden en zinnen, herkenbaar. Bijwijlen een beetje cynisch, een stukje hard en dan opeens weer teder. Dat, lieve dames en heren, is een boek.
“Oordeel niet wat gij niet kent”, las ik echter ooit in een ander boek, en deze wijze levensles in gedachte houdend besloot ik de mogelijkheid om meegesleurd worden in een zoektocht naar de heilige graal alsnog te overwegen. Het zag er bovendien wel lekker uit, die Da Vinci Code. Fijn dik, mooie kaft, veel letters.
Over de grens ging ik toen er uit mijn omgeving een steeds aanzwellend “Spannend, fascinerend, uitgelezen in twee dagen” kwam gezoemd. Ik liet me overhalen, niet in het minst omdat ik nog steeds de illusie heb dat mijn vrienden verstandige en smaakvolle mensen zijn. Bovendien zou ik dan eindelijk mee kunnen praten met de andere kindjes aan den toog. Peerpressure: it’s a bitch.
Ik heb hem uitgelezen, ondertussen, de page-turner van jewelste. Een tijd geleden heb ik op deze plek beloofd dat ik u ten gepaste tijde mijn mening zou laten geworden, én dat ik in dat meningen geven eerlijk zou zijn en me allerminst zou laten leiden door mijn tegendraadse karakter. Belofte maakt dinges, dus hier gaan we.

Dat het boek vol staat met feiten over kunst en geschiedenis, dat klopt. Geen slecht woord daarover: er wordt gerefereerd, uitgelegd en gefaitdiverst dat het een lust is. Dat het verrassende feiten zijn, lijkt me net iets te ver gezocht. Met alle respect, maar zo veel revolutionaire stellingen en dubieuze weetjes kwamen er niet voor in peedjturnerke. Ik kon me bovendien op geen enkel moment van de indruk ontdoen dat Mr Brown een lijstje heeft gemaakt van allerlei historische feiten die van ver of dicht met the holy grale te maken hebben ( \”Lezer zal peinzen dat ik slim ben en dat hij dingen heeft geleerd uit mijn boek.”) en die feiten dan in een slap verhaaltje heeft gegoten. De uitgeverij heeft er vervolgens het label \”meeslepend” opgekleefd, want dat verkoopt als boterkoeken op zondagochtend. Jammer maar helaas: ik heb op geen enkel moment de behoefte gehad om me te laten meeslepen in de dolle avonturen van de academicus en de cryptologe. Niet één keer heb ik moeite gehad om m\’n nachtlampje uit te klikken. Niet één keer heb ik verlangen gevoeld naar het eind van de werkdag om verder te kunnen lezen. Dat meeslepen was in mijn geval dus ietwat hoog gegrepen.
De uitgever heeft bovendien duidelijk een minimum aantal pagina\’s opgelegd aan Dan, en die moest en zou de arme schat gevuld krijgen. Dat levert een bijwijlen zeer saai en langdradig boek opt, waar iedere voetstap tot de laatste druppel dient uitgemolken worden.
Ik zou verder kunnen gaan en het hebben over ongeloofwaardig (kinderrijmpjes om het grote geheim te ontsluieren? Nounou.), voorspelbaar (wist iedereen eigenlijk na 100 pagina\’s al wie haar voorouders waren, of ben ik nu werkelijk zoooo intelligent? Ik betwijfel het.), rammelende schrijfstijl en hoe die lovende woorden van iedereen mijn klomp breken. Maar dan loop ik het risico dat deze post even lang wordt als het boek zelf, en dat wil ik niemand aandoen.
Kort, bondig en direct dus: NEEN aan DDVC! Stop de waanzin!