werk

werk

Het kijken.

Het is dat ik de afgelopen dagen een beetje muzisch bezig geweest ben, met de studenten. Daarmee dat ik hier zelfs niet geweest ben, op mijn blog. Ik mis haar een beetje, maar ik moest even andere dingen. Brainstormen, en coachen, en leren kijken. En dat laatste, dat moest ik even vertellen. Want ik wil dat niet vergeten, van dat kijken.

De studenten hadden een project rond muzische vorming. Als u niet thuis bent in het basisschoolgebeuren: dit is muzische vorming. Ze werken in het project op eigen niveau, wat zoveel wil zeggen als niet naar de kinderen, maar gewoon voor zichzelf. Ons project is een vreselijk fijn project en is na jarenlang sleutelen heel schoon uitgegroeid: ze gaan naar een museum, krijgen een voorwerp aangeboden, gaan van daaruit brainstormen en dan in verschillende muzische domeinen rond dat voorwerp werken.
Mijn deel was media, want dat is mijn vak. En in de workshop deed ik dingen met kodaks. Heel basis: kijken, proberen om een gevoel te vatten, zonder een toneeltje op te zetten, beetje prutsen met kadreren en perspectief. Telkens een kleine opdracht, en dan de resultaten bespreken.

Bij de bespreking en bij het nemen van de foto’s zelf viel het me op hoe weinig sommige studenten kijken. Iedere keer als ik zei: mooi beeld, maar dit of dat zou het nog beter maken, bleek ik de eerste te zijn die iets opmerkte. Als ik het zei, dan zagen ze het. Maar daarvoor hadden ze enkel een soort globaal beeld.
Ik zit daar al een paar dagen over te denken, en ik geloof dat ik zelf behoorlijk wat details zie, overal. Ik merk kleine dingen op, langs de kant van de weg. Beelden als ik ergens passeer. Ontroerende dingen, grappige dingen, situaties. Ik kijk heel bewust, merkte ik, eens ik erop begon te letten. Registreer, sla op voor later, zie veel schoonheid en overal verhalen. Hetzelfde als wat ik in de foto’s zag. En nu vraag ik mij af of dat met leeftijd of met karakter te maken heeft. Wat denkt ge? Kijkt ge bewuster naar de wereld met ouder worden? Of is dat gewoon afhankelijk van mens tot mens?

werk

Ge doet het uzelf aan, kind.

Ieder semester wil ik minstens twee volledig nieuwe onderwerpen uitdiepen voor mijn lessen. Ik vind dat ik dat moet doen, aangezien het vakgebied ICT is, en dat toch wel een beetje evolueert, zo van tijd tot tijd. Smartboards, hot potatoes, digitale boeken, stop motion, beeldbewerking. Zo’n beetje vanalles, quoi.
Soms hou ik het overzichtelijk, dan werk ik bijvoorbeeld een didactische toepassing uit met een programma dat ik al ken. Audacity voor kleuters was zoiets, bijvoorbeeld. Want Audacity heeft alles om een kick-ass-onderwijsprogramma te zijn: kinderen vinden geluid opnemen fantastisch, het programma is gratis, het heeft veel opties, maar het is toch simpel om mee te beginnen. En ge hebt nauwelijks materiaal aan te kopen.

Dit jaar was ik ambitieuzer. Na uitgebreide argumentatie en het achteloos laten rondslingeren van heel veel krantenartikels terzake kregen de collega’s en ik het voor elkaar dat er iPads werden aangekocht. Vijf! Want de mogelijkheden voor de basisschool: immens. De toegankelijkheid van die dingen is zo fantastisch dat zelfs hele jonge kinderen er onmiddellijk mee overweg kunnen.
En dus zit ik nu al een paar maand te prutsen en te experimenteren. En apps te installeren, toepassingen te bedenken, dingen weer weg te gooien. Een presentatie maken, beeldmateriaal verzamelen, structureren. Vreselijk veel werk, eigenlijk, maar ik doe het natuurlijk mijn eigen aan.

En morgen geef ik dus mijn les. Vier uur op de iPad, met een groep derdejaars die media uitdiepen. Duimt allemaal maar mee dat ze het tof vinden….

(oh, en dat andere nieuwe? Media, maar dan de muzische/kunstbelevingskant van de zaak. Binnen twee weken. Experts video-art mogen zich altijd melden in de commentaren.)

En al werk

De zen.

Deze zomer was, behalve de zomer van de dochter, ook de zomer van veel nadenken. Over mijn werk, over afbakenen en over wat ik nu wil, en waar ik naartoe wil. Existentiele vragen, quoi.

Zij was aanleiding, met een commentaar dat eigenlijk over iets anders ging. Zoek uwe zen, jong, zei ze. En ik realiseerde me dat mijn zen en ik precies de laatste vier jaar van dikke vrienden naar verre kennissen zijn gegaan. Schokkend, eigenlijk. Het is alsof ik de laatste jaren mezelf constant voorbijhol, om het met een cliché als een dikke duitser te zeggen. En waar een hels ritme en chronisch tijdstekort vroeger nog exemplarisch waren voor een boeiend leven met veel prikkels, voelde het alsof spanningshoofdpijn en gejaagdheid een stuk van mijzelf waren geworden.

En dus zocht en vond ik mijn zen. In mijn kleine. De allesopeisende peuter werd zo halverwege de zomer de reden dat ik het gewoon opgaf. Ik begon opeens mijn dagen zonder verwachtingen, zonder to do lijstjes. Ik stapte in mijn auto en reed naar zee als ik daar zin in had. Ik scharrelde een hele dag rond met de dochter in huis, als mijn stemming daarop stond. En opeens kreeg ik meer gedaan dan anders, en was ik ‘s avonds content over kleine verwezenlijkingen. Ik gaf mezelf pluimen als ik tegen de avond al één keer mijn mail had opengedaan die dag, bijvoorbeeld. Of als ik de was had opgevouwen. Dikke duim voor mezelf.

Met het nieuwe academiejaar in het vooruitzicht werd ik wat angstig. Dat ik mijn zen weer moest afstaan, net nu we onze vriendschapsband zo hadden hernieuwd. En dus dacht ik na over verandering. Het vorige jaar was slopend. Emotioneel was ik begin juli een leeg vat, want het was echt niet fijn geëindigd, en ik was daar kapot van. Opeens had ik de weerslag van jarenlang keihard werken, perfectionisme en constante onzekerheid. Dat ik het allemaal niet zo goed meer wist, eigenlijk.

En dus begon ik dit jaar met een schone lei. Met een leeg hoofd, gulzig maar zorgvuldig wakend over grenzen. Praktisch, in bijvoorbeeld een aparte mailbox en niet opstapelen, maar ook emotioneel. Ik besloot mezelf af te sluiten als ik dat nodig had, en bewuster te genieten van fijne momenten.

En zo komt het dus dat ik vandaag een slopende vergaderweek — met verschillende keren een duidelijk “howla, maakt u niet druk, het is maar een vergadering” tegen mezelf roepend in mijn hoofd — afsloot met een vakgroep vol gelach, en daar veel deugd van had.

Mijn zen, die is er nog altijd. Volgende week komen de studenten, en ik ben er klaar voor.

werk

10 jaar geleden.

Gisteren deed iedereen naar aanleiding van dat met die twee torens en ontelbare doden van “wat was ik ook al weer aan het doen, tien jaar geleden?” Ik overwoog daar efkes over te schrijven, want ik ben keihard een meeloper als ik verkouden ben, maar toen bedacht ik dat u het vast allemaal al elders gelezen hebt: ik hoorde het, ik was geschrokken, ik keek de rest van de nacht naar het nieuws en CNN. Wie niet, nietwaar.

Maar! Door daarover na te denken, dacht ik toch ook aan dit.

Tien jaar geleden werkte ik op de fabriek. Ik deed er dingen met ABAP en SAP, en ik had geen internettoegang. Probeert u vandaag maar eens uit te leggen aan een weldenkend mens dat iemand die programma’s schrijft (op computers!) niet op internet mag. Geen online help, geen google, geen niks te nada. Wij moesten alles uit ons eigen hoofd halen. Of uit een gedrukte handleiding. Of we vroegen aan Pieter hoe het moest, in mijn geval.

Maar geen interwebs dus. Tien jaar geleden was dat zo, daar op de fabriek. En dat kwam …wait for it… omdat ik geen universitair diploma heb, en ik die verantwoordelijkheid niet aankon volgens de procedures. Daarom kreeg ik geen internetpaswoord. En ik stelde me daar niet eens heel veel vragen bij.

Ik sleet mijn dagen in een grijsgroen bureau, met uitzicht op de Kennedybaan. Gemiddeld twee keer per week gebeurde er een ongeluk op het kruispunt, mooi in het zicht. Dat was zowat het spannendste dat daar gebeurde op de fabriek, sociale onlusten en collectieve uitstapjes naar het koffiemachien niet meegerekend.

Ik deelde het grijsgroene bureau met M., die net als ik graag over eten praatte. Hij legde me uit hoe ik langoustines moest klaarmaken. Ik vertelde dan over salades en pasta die ik had gemaakt dat weekend, en zo ging er alweer een dag voorbij. Hij had overigens wel een universitair diploma en daarom dus ook een paswoord. Dat hij aan mij doorgaf, want zo ging dat tien jaar geleden op de fabriek.

M. mocht trouwens parkeren dicht bij het gebouw. Net als alle andere mensen met zijn diploma. Mijn parkeerplaats lang een eind verder. Ook als ik om half acht al op kantoor was, en de hele parking vrij was, dan moest ik nog vijf minuten stappen, omdat ik anders problemen had met de bewaking. Dan kwamen die op mij toegestapt, daar in de ochtendschemering, en vroegen streng of ik wel een A-klasse was. Als ik mijn hoofd schudde, dan moest ik mijn auto verzetten en door de regen naar het gebouw stappen. En ik had nooit een paraplu bij.

Ik had daar meer verlof dan dat ik nu heb, en mocht die dagen vrij kiezen ook. Ik moest er minder hard werken. Ik had een vast contract, mocht er vast blijven tot aan mijn pensioen. En ik verdiende er toen als starter al meer dan nu na zeven jaar onderwijs.

Geen haar op mijn hoofd dat ooit zou overwegen terug te keren.

werk

Het later.

Eén van de coolste dingen aan lesgeven is het later dat ge kunt zien doorschemeren. Wat voor leerkracht, maar vooral wat soort mens ze later gaan worden. Soms voegen studenten me na hun afstuderen toe op facebook, en dan kan ik het ook echt een beetje volgen, dat later. Het verwondert me elke keer hoe juist de richting die ik vermoedde vaak blijkt te zijn. En hoe ze mijn verwachtingen zo vaak overtreffen.
Ik moest daar vandaag aan denken, toen ik nog eens las op de blog van een paar zotte madammen die afstuderen in juni, en nu in suriname zitten. En ik vroeg me af hoe ze mijn verwachtingen gaan overtreffen, die drie.