vriendjes

Droef.

De veerkracht van een mens, die kan bij momenten zulk een kolossale proporties aannemen dat je er stil van wordt. Zo concludeerden wij na een poos, allebei aan een kant van het proximus-netwerk. Met een zucht, maar eigenlijk ook met een kleine, voorzichtige glimlach. Want daar heb je die veerkracht weer natuurlijk.
Vreemd is dat, hoe zij het breekpunt tussen hoop en wanhoop nooit bereikt hebben. Hoe wanhopig de situatie er ook uitzag en hoe hard de realiteit telkens weer probeerde met striemende slagen de weerstand te breken. Je vreest en voelt de nabijheid van dat moment waarop niets anders rest dan deemoedig het hoofd te buigen, op te geven en als een verslagen soldaat in een hoekje te kruipen. Hoist the white flag.
En toch komt dat ogenblik er nooit. Een mens is opgetrokken uit hoop, geprogrammeerd om toch alsnog steeds het beste te blijven vermoeden. Ik kan niets anders dan respectvol opkijken naar zoveel moed en doorzettingsvermogen.
Nu is alles anders en toch lijkt alles door te gaan, zo zei ze nog. Dat je trek hebt in een koffiekoek of zin hebt in een douche lijkt onbetaamlijk. Dat je doorgaat, omdat je weet dat er niets anders opzit. Er moet geregeld en nagedacht, beslissingen moeten genomen worden en keuzes gemaakt. Ze gaat door.
Ik sta wat onwennig aan de zijlijn. Kijk, voel mee, probeer dingen zeggen die niets beter kunnen maken maar die ik toch zeg omdat alleen het zwijgen zo pover is. Mijn hoofd is vol zoeken naar hoe ik helpen kan en tegelijk weten dat niemand dat kan. Het komt steeds uit op diezelfde gedachte: hoe de wereld hard is voor wie dat niet verdient.