kinderspam

Newsletter – maand 4.

Lieve Mira,

Ik heb gewonnen. Als de strijd om jouw liefde een oorlog is, dan heb ik deze veldslag glorieus gewonnen. De rest ligt zieltogend op het slagveld, en ik sta hier, in een aureool van overwinningslicht, terwijl jij me lachend aankijkt. Je hebt namelijk recent besloten dat ik jouw allerfavorietste persoon ben en dat laat je duidelijk merken. Je tolereert anderen, maar enkel als ik in de buurt ben en je me kan zien. Als dat niet zo is, dan is er sprake van enig hysterisch gedrag. Als ik wel in dezelfde ruimte ben, dan kijk je me aan. Constant, eender waar ik ben. Je draait je hoofd, roept naar me en volgt me met argusogen.
Dat is goed voor mijn ego, lief kind, maar er zijn ook nadelen: de navelstreng is plots weer veel korter dan de eerste maanden, en dat is soms wat beangstigend. Ik kan je al zo moeilijk loslaten, en nu dat gevoel wederzijds is, wordt het bij momenten wat verstikkend.
Het grappige is hoe snel het keert, die absolute voorkeur. Zo was je vader dit weekend uitzonderlijk de hele tijd thuis. Gisterenavond vond je hem al way cooler dan een paar dagen geleden en keek je hem verliefd aan terwijl hij iets aan het vertellen was. Ik geniet dus nog even van mijn overwinning, voor je de rest van de mensheid gaat ontdekken.

En ondertussen ben je dus al vier maand. Het was zomer toen je kwam, het werd herfst toen je begon te lachen en nu het bijna winter is, stop je de wereld in je mond. De wereld, dat is alles wat je kan vastgrijpen, alles wat ik je laat zien, alles wat in de buurt van je gezicht komt. Je wereld is ook: de beperkingen waar je steeds weer tegenaanrolt. De grenzen van je speelmat, de spijlen van je box. Je wereld blijft frustratie, omdat je zoveel wil en het leren veel te traag gaat, naar je zelf ingestelde normen.

Daarvan gesproken: het gaat niet traag, kind. Jij bent alleen ongeduldig. Ik begrijp dat, appel- en boomsgewijs, geloof me vrij. Maar sommige dingen zal je moeten aanvaarden, vrees ik. Dat een baby van vier maand nog niet kan kruipen, bijvoorbeeld. Of dat een bumbo zo gemaakt is dat je er niet kan uitkruipen alleen. Neen, zelfs niet als ge heel hard aan uw been trekt om het op te heffen. Je hebt namelijk een heel team van bumbo-onderzoekers tegen je, meiske. En hoewel ik er niet aan twijfel dat je daar ooit wel tegenop gaat kunnen, het zal tijd en boterhammen nodig hebben. Boterhammen die je trouwens nog moet leren eten. Ha.

Eten. Zullen we het daar eens over hebben? Eerst was er moedermelk. Daarna was er poeder uit een doos. En nu is er dat gedoe met de lepel. Als ik eraan kom, met mijn zorgvuldig gepureerd papje, dan zie ik je bijna met je ogen rollen. Ze is daar weer, ja, met dat eten dat zoveel lastiger is dan dat uit de fles. Je eet het, hoor, maar meer voor het plezier van het kliederen en de changement van outfit die er gegarandeerd op volgt. We nemen veel foto’s natuurlijk, en als je later met een lief naar huis komt dan tonen we die foto’s. Eens zien hoe goed ge dan al met uw ogen kunt rollen.
Ik heb trouwens deze week al mijn zelfbeheersing moeten gebruiken om geen foto te nemen van je eerste groentenpap-pamper. Ik was er namelijk helemaal van aangedaan, van het verschil en de volwassenheid. Maar! Er zijn grenzen. Zelfs voor mij, ja.

Ik had het daarnet over je wereld. Maar er is meer: die wereld van jou ook die van mij. En al vier maand is dat: dit huis, deze muren, het muziekje van je mobiel. Wat jij doet is het geluid van mijn dag. Huil je, dan is de dag slecht. Gier je van het lachen, dan is de dag goed. Meestal is hij het allebei.
Vanaf maandag ga ik weer werken. Dat moet, want al die hippe kleertjes kopen zichzelf niet. En ik wil het ook, want ik werk graag. Maar dat betekent dus ook het einde van onze kleine cocon, hier thuis. Planeet Mira wordt opeens veel groter: er komen huizen van grootouders bij, en een heuse crèche. Allemaal in de komende maand. Ik kijk — ietwat angstig, ik geef het graag toe — uit naar hoe je gaat reageren. En of de volgende veldslag nog steeds voor mij zal zijn.

Wat ben je nog klein, denk ik dan, te klein om je bij andere mensen te laten. Maar dan zie ik je — rollend, lachend, ontdekkend, gillend — en ik denk: wat ben je al groot. Het is maar waarmee je vergelijkt, nietwaar. Sommige dingen blijven altijd, wat het vergelijkingsmateriaal ook is: wat ben je mooi. En wat hou ik veel van jou.

Zoen

je mama.

Maand 1
Maand 2
Maand 3