kinderspam

Move over, Albert Einstein.

Dus. Gisterenavond zit ik met mijn pruts op schoot (de dochter, peoples. Het lief is te zwaar om op mijn schoot te zitten) en we lezen samen een boek. Het Boek van Dribbel, dat hier hoog op de mega-cool-lijst staat, al wekenlang. En ja, ik schrijf het met hoofdletters, dat is maar normaal gezien het enthousiasme van de dochter over het stoffen dingske in kwestie. Als zij de Booker Price mocht uitreiken, er was geen enkele twijfel, ik zeg maar. In Het Boek van Dribbel zitten namelijk flapjes en achter die flapjes zitten beesten verborgen. Mira weet de flapjes blindelings zitten ondertussen: ze kan met één oog Boogie in de gaten houden en ondertussen nog steeds het flapje openprutsen als ik vraag “en waar zit het konijn?”. Een wonderkind, ik moet het u niet uitleggen zekers? Maar het wordt nog beter.

Gisterenavond zat ze voor haar doen behoorlijk geconcentreerd te kijken toen ik “waar is het konijn?” deed, ze vouwde met haar rechterhand het flapje weg en toen bracht ze haar kleine linkerwijsvinger zeer bewust naar het konijn en wees. Ik gilde naar het lief maatjong-ze-wijst-gewoon-naar-het-prentje-moet-zien-sejieus, waarop hij mij keihard uitlachte en het had over toeval en onbewuste reflexen. Maar hij kwam voor de zekerheid toch even kijken, ik draaide het blad om, vroeg “waar is de vogel” en het mensje dat ik na drie dagen hard labeur en enige operatieve assistentie ter wereld heb gebracht (neen, ik ben het nog niet vergeten) deed het gewoon opnieuw. En daarna dus nog een paar keer. Na vijf keer was Mini het spelletje grondig beu en wilde ze liever aan de zetel lekken en aan mijn haar trekken, wat voorgaand kunstje natuurlijk ietwat relativeerde.

Maar tegen die tijd hadden wij al lang een lidmaatschap van mensa aangevraagd, kunt dat peinzen.