Neen!

Snow Snow Snow. Joepie.

Zeven uur in de ochtend was het. Mijn auto stond een paar straten verder geparkeerd, dus ik was — met mijn hoge hakken ja, voor de zoveelste keer IK HEB GEEN PLATTE SCHOENEN, BEHALVE TEENSLIPPERS EN STOPT MET MET UW OGEN TE DRAAIEN — al even aan het glijden door de verse witte smurrie en simultaan met het glijden aan het vloeken, zoals ik altijd doe als het sneeuwt. Tradities zijn er om in ere te houden. Mijn auto bleek onder een dikke laag sneeuw bedolven, dus moest er weggeveegd worden, en daarna met de krabber nutteloos werk verricht worden. En daarna moest er ook nog dankbaar een praatje gemaakt worden met een buurjongen omdat hij een emmerke warm water was gaan halen voor mij. Allemaal terwijl mijn voeten ijskoud hadden, ik probeerde recht te blijven en ik dus bedacht: hm, dat wordt moeilijk om op tijd op school te zijn.

Enfin, half acht zat ik dus eindelijk vertrekkensklaar in de auto en controleerde zoals altijd voor ik vertrok: portefeuille check – USB-stick met lesmateriaal check – gsm check. Hm, GSM niet check. Het ding was nergens te vinden en ik was zeker dat ik het nog had toen ik thuis wegging. De conclusie was snel gemaakt: ergens, onder de massa sneeuw, lag mijn telefoon. En ik ging hem dus niet laten liggen. Maar ik ging zeker ook niet beginnen graven om het ding te zoeken.
En dus moest ik wel terugkeren naar huis en het lief zijn telefoon halen en vervolgens mijn eigen nummer bellend de straat aflopen en Mac Gyver-gewijs een speurtocht door de ijzige kou starten.
Ik heb hem gevonden, ja. Ik heb er een dikke laag ijs moeten afkrabben, en ik was te laat op school. Allemaal de schuld van dat wit gedoe dat iedereen zo fantastisch vindt.

IK HOU ZOVEEL VAN SNEEUW, ECHT WAAR.

(En dan heb ik het nog niet eens gehad over de avond voordien, toen ik met mijn papa en klijn naar de voetbal ging. Buiten. Terwijl de centimeters sneeuw bleven toenemen en er zich een ijslaag op mijn gezicht vormde. Straks op Het Project meer daarover.)