kinderspam

De grootste droom van allemaal.

In het magazine van onze gazet staat deze week een artikel waarin ouders vertellen wat ze dromen en hopen voor hun kind. Er staat een koppel in op wiens trouwfeest ik ooit was, aan een chique ronde feestdis met zes obers per tafel die alle stolpen dan in één beweging van de borden haalden. Met hun witte handschoenen en al, indruk makend op de 18-jarige ik, normaal altijd in jeans maar voor de gelegenheid in een rood kleedje en met mijn haar omhoog gestoken. Ik ken het koppel verder niet, en eigenlijk dat het niets ter zake, maar ik moest eraan denken.

Anyways. We zaten daarover te praten, het lief en ik. Over wat ge droomt en hoopt voor uw kind. En hoe dat voor verschillende mensen zo verschillend is. En over wat wij dromen voor ons explosief peutergeweld, dat tegenwoordig bont en blauw door het leven gaat omdat ze zo wild tegen de realiteit en de zwaartekracht in gaat dat er elke dag wel een kwetsuur bijkomt. Dat ze zichzelf niet te erg pijn doet in dat proces, dat is dus momenteel mijn prioritaire droom. Maar er is meer, natuurlijk. Een beetje toch.

Ik hoop dat ze vrienden krijgt zoals wij er hebben. Van die vrienden die als een warme deken zijn op een terras. Ge weet wel, in de zomer, ‘s avonds, als de stemmen gedempt zijn en uw vel wat trekt van die dag te lang in de zon te zitten. Als het dan een beetje kil wordt, zo in het donker, en ge binnen een dekentje gaat halen en alles is dan weer zo perfect als maar kan zijn. Zo zijn onze vrienden. Vanzelfsprekend, altijd daar als het nodig is, en altijd precies wat ge nodig hebt op dat moment. Ik hoop dat ze er ook zo vindt.

Ik hoop dat ze geraakt wordt. I hope she cares. Dat ze zich de wereld kan aantrekken en ze niet onverschillig aan de kant staat. Dat ze kwaad kan worden over dingen en dat ze intens en overweldigend blij kan zijn over iets. Dat ze passie vindt in haar leven. In haar werk, in haar liefde, in kinderen of in iets dat ze gewoon graag doet.

Ik droom dat ze later graag leeft. Dat ze graag lacht, dat ze bruist en zich kan geven. Dat ze niet bang is van het leven.

En voor de rest droom ik niets. Ik heb geen hoop over wat ze later gaat studeren, gaat worden, gaat doen, gaat zijn. Alleen gelukkig en content. Dat is al meer dan genoeg.