kinderspam

Core-business.

Weet u nog, dat babygedoe? Mijn dochter, het kleine wormpje dat de wereld tegemoet keek met een mengeling van onbevreesdheid, verwondering en woede? Hoe ik daar dodelijk vermoeid van raakte, vooral omdat ik het allemaal niet zo goed verstond bij momenten.
Als ik lees bij haar hoe haar baby is nu, dan word ik met een schok drie jaar teruggeslingerd. Ze lijken op elkaar, namelijk, die van haar en die van mij. Het verbeten volhouden om alweer iets nieuws te leren, de frustratie die daar bijhoort, de koppigheid en het afgeleid zijn. En, ohja. HET NIET WILLEN SLAPEN. Ik word al moe als ik eraan terugdenk.
Neen, baby’s, ze zijn misschien schattig en al, maar voor mij blijft het vooral een fase waar ge doormoet.

Dit. Dit is mijn core-business. Kleuters. (en bij uitbreiding ook al peuters, en ook het upcoming schoolkind).
Ik ken ze, ik weet hoe ze in elkaar zitten, ik versta ze. Kleuters en ik, we are zegmaar on the same level. Ik weet wat ze doen, en in 98% van de gevallen zelfs waarom ze het doen. Ik kan verklaringen geven en weet hoe ik moet reageren.
Op verzoek tover ik een theorie van Piaget of Kohlberg uit mijn binnenzak. In mijn mouw, daar zit altijd wel een activiteit klaar om een dode zaterdagmiddag te vullen als er toevallig een Mini is met verveelmoment. Eitje, die kleuters. Eitje.

En toch loopt het hier soms ongelooflijk uit de hand. Mijn persoonlijke Mini heeft nogal veel karakter, namelijk. Er zit vuur in haar hart, deugnieterij in haar hoofd en peper in haar gat. Ik weet niet van wie ze het heeft neen. Not a clue.
Ze is verstandig genoeg om mijn knopjes feilloos te localiseren en ze aarzelt niet om mijn tere punten zonder scrupules te gebruiken. Zoals mijn zwak voor kindjes die huilen, bijvoorbeeld. Ik kan niet tegen verdriet en ze weet het. Geef mij echte tranen en ik ben als was in uw handen.
Of mijn weke plek als een kleuter beweert ergens pijn te hebben. Ik zeg beweert, want dat is het: ze doet alsof ze pijn heeft en probeert zo haar zin te krijgen. Ik weet dat het gespeeld is, maar ik vind het nog steeds moeilijk om neen te zeggen op zo’n moment. Het wringt in mijn maag en ik word er zo droevig van.

Daarbij komt ook dat ik niet zo geloof in constant vechten met uw kind. Ge kiest uw strijd, en daar gaat ge voor. Maar ge vecht niet om alles. Zoiets. Het rare is echter dat ge bijna ongemerkt grenzen verlegt: eerst wordt er niet gesnoept, dan krijgt ze een snoep als ze flink gegeten heeft en hopla een paar maand later zeurt ze van zonsopgang tot zonsondergang om snoepen en koeken. Eerst vraagt ge beleefdheid, dan vindt ge die mondigheid die ze op school krijgen wel grappig en een paar maand later is ze van zonsopgang tot zonsondergang aan het tegenspreken.

Gisteren ontplofte de zorgvuldig opgebouwen spanning van de laatste dagen. Er werd ruzie gemaakt aan tafel, er werden sancties genomen in verband met koeken meenemen naar school en (ik geef toe: hulde aan de geduldige standvastigheid van mijn onwettige) er werd duidelijk gemaakt dat het ooggerol niet in ons huis hoort, tot de echte puberteit arriveert. Mini ging grienend naar school, ik voelde me een hele dag schuldig en slecht.

Tot ‘s avonds. Ik ging haar afhalen: een engel. Ze at aan tafel, maakte geen drama in de douche, stapte vrolijk de avond door, knutselde, hielp en ging slapen zonder gedoe. Deze ochtend stond ze op met een stralend humeur, protesteerde niet, zeurde niet, speelde speelde en at. En voor het eerst in een paar weken vertrok ze naar school zonder dat er een bleitinge van gekomen was. We laten in het midden of ik het over bleiting bij haar of bij mij heb.

Enfin. Als het een gevecht was, was het nu voorzekers 1-0 voor team ouders. Ik vecht niet, dus ik zou zoiets nooit beweren, maar wat een opluchting dat mijn supermini terug is.