En al

Het vechten en het strijdgewoel.

Ik zal vast niet de enige zijn bij wie de herfst bij momenten nogal kan binnenkomen. Mokerslagen op de cymbalen van mijn ochtendhumeur zijn het, als ik ‘s morgens opsta en de donkere regen in de ogen staar.

Ik vecht steevast tegen mezelf, het eerste uur. Veldslag na veldslag, onverminderd en bij elk ontwaken even bitter. In de duistere dagen moet ik nog meer vechten dan anders, maar eigenlijk is het er altijd. En ook altijd al, als ik mijn ouders mag geloven.
Mijn lief heeft moeten wennen aan mijn verwilderde wanhoop ‘s ochtends. Hij moest daar ooit om lachen, maar dat heeft hij maar één keer geprobeerd. Mijn lief is een verstandige man.
Als wij op reis gaan met mensen die mij nog nooit ‘s morgens meemaakten, dan moeten die ook even aanpassen. Na een paar dagen weet iedereen het: die laten we beter met rust.

Het is niet dat ik vervelend ben. Ik ben gewoon nog niet zoveel. Behalve verlamd, verdwaasd, stil, half-slapend, en boos op de wereld die mij verplicht op te staan. Wanhopig en dramatisch ook, op sommige dagen. Dan kunnen er tranen vloeien, puur onversneden verdriet. Ik wentel in zelfmedelijden.

Koffie verzacht. Sterke koffie, grote koppen troost voor mijn verdrietjes. Kijken naar een lief die het ochtendgezin in goede banen leidt, ook dat is zalf. Hij smeert boterhammen, luistert naar haar droomverhalen. Verzamelt koek drank fruit en boekentas. Ondertussen drink ik koffie.
Ik weet dat ik een waardeloze vrouw en moeder ben, die eerste ogenblikken, maar ik ben wel dankbaar voor de man en het kind en hun begrip. Ik kan goed dankbaar zijn, in al mijn pathetiek.

Een warm kleuterlijfje dat op uw schoot komt gekropen. Dat helpt ook. Ik duw mijn neus in haar haar, en lees ondertussen de krant. Haar vrolijke ontbijtgekwetter evolueert in tien korte minuten van irritant (hou nu toch eens 10 seconden uw mond, kindvanwiehebtgedattoch?) naar langzaam draaglijk en uiteindelijk naar amusant.

Dan zoen ik hem, zoen ik haar. En spring ik de dag in, kop omhoog en met vastberaden stap. Als u mij dan tegenkomt, dan merkt u er niks meer van. Maar vergis u niet: elke ochtend opnieuw moet ik daarvoor al mijn dapperte verzamelen. Zoals hij daar schreef.