En al

Scharrelkinderen

Vooraf. Dit stond al even in draft, maar toen ik het schreef aarzelde ik om te publiceren. Ik had geen zin in “onverantwoorde moeder”-reacties. Ik las vandaag dit en nu doe ik het toch.

***

Ze zijn veel veranderd, op die paar weken, zei ze. Zo groot plots. Volwassener. Ook tegen elkaar.
Ik knikte, en nam een slok van mijn koffie, terwijl ik keek naar mijn dochter en haar zoon, die samen het park inliepen. Naar waar wij hen niet meer konden zien.
Tien minuten later stond ik recht, ging dag zeggen tegen de dochter en liep de straat uit, om verder te werken, aan mijn stageverslagen. Zoals altijd de laatste weken, kostte mij dat al mijn wilskracht. Haar daar laten en niet toekijken. Ik heb nog veel te leren.
Ik onderdrukte het ongeruste gevoel en zei enkel nog: als er iets is, bel maar. En als jullie allemaal naar huis gaan, stuur je haar dan ook naar huis?

Het is minder eenzaam, maar ik blijf overlopen van zelfmedelijden. #junischmuni #deooievaarvandemeibloem

Dit stukje gaat over problemen die zichzelf oplossen (dit). Over hoe het geleden is van toen ze een buikslaper bleek en ik wekenlang alleen maar wiegedoodwiegedoodwiegedood dacht, dat ik nog zo ongerust was. Over hoe ik toen op een bepaald moment heb besloten haar niet meer om te draaien en rustig te laten doen. En hoe ik nu heb besloten dat ik een beetje moet loslaten. Want het is tijd.

Ze heeft nooit eerder zo weinig tv gekeken als de laatste weken.
Ze was nooit eerder zo moe en zo vuil, elke avond.
Ze at nooit eerder als een wolf.
Ze was nooit eerder zo wild, zo zelfzeker en zo plots groot.

Ze zwaait, loopt de deur uit, en vertrekt. Al een paar weken nu. Want ze gaat spelen, honderd meter hiervandaan. Ik kook ondertussen, thuis, met de deur dicht en ik ga niet kijken. Of ik werk, aan de voordeur, en zij speelt in het park. Ze doet dingen die ik niet zie en niet weet, ze speelt met kinders die ik niet ken. Ze is nog geen zes en ik ga niet kijken. Dat vraagt meer wilskracht dan ik u kan uitleggen. Tenzij ge kinders hebt, dan weet ge wat ik bedoel.

Ik troost mezelf met de gedachte aan goeie afspraken. Aan een paar serieuze preken in de eerste dagen, en daarna nooit meer beschaamd vertrouwen. Als ze vertrekt vraag ik of ze weet hoe het zit en ze rammelt af: niet uit het park, niet mee met iemand anders ook niet als ik ze ken.

Ik stel mezelf gerust met de gedachte aan de andere buurtkinderen naast haar op het muurtje. Met de nabijheid van volwassenen, die ze kent, op een paar stappen en in huizen vlakbij waar ze getroost kan worden.
Ik denk aan die keer dat ze keihard viel in de speeltuin en ik op een meter afstand stond en haar niet kon opvangen. Dat het niet hielp dat ik keek. Ze viel toch.

Theoretisch ben ik al jaren de pleitbezorger van scharrelkinderen. Laat uw kinders een beetje doen, binnen de grenzen die ge zelf hebt bepaald. Laat los. Bemiddel zo weinig mogelijk bij ruzie, plan zo weinig mogelijk gestructureerde nuttige hobby’s. Laat kinderen zelf ontdekken en kijk toe, op een steeds groter wordende afstand.
Nu ik een praktijkcasus in huis hebt, blijkt dat niet altijd evident.

Het is een kwestie van vertrouwen, zo blijkt. In kinderen en hoe die meer kunnen dan wij denken. Maar ook in de wereld. Dat statistisch gezien de kans op een bestelwagen en onnoembare vreselijkheid zeer klein is.

Een kwestie van inschatten ook: verkeer en bekenden en andere kinderen en de risico’s.

Maar bovenal blijkt het een kwestie van angst. Het besef dat niks me banger maakt dan het vooruitzicht dat ik een kind zou opvoeden dat bang is van de wereld.

En dus loop ik de straat uit en ga stageverslagen schrijven. En zij scharrelt.