Month: March 2016

En al

Erfgoed.

Ze fluit bewonderend en ze aait zacht de klosjes.
“Zo veel verschillende kleurtjes groen. Waarom is dat?”

Ik zeg dat ik dat niet weet maar dat ik denk dat meme misschien vaak groene jurken naaide. Ze kijkt me niet-begrijpend aan. Ik leg uit dat de doos met klosjes garen niet van mij is, maar van meme, haar overgrootmoeder. Die is ondertussen al meer dan twee jaar niet meer hier, maar dochter praat nog vaak over haar. Ze weet ook wat hier in huis uit haar huis komt: de kom met de mooie bloemen voor de salade, de koffietassen, die ene vaas, de soepkommekes. De taartenscheppers.

Van de doos met naaispullen wist ze het niet, zo blijkt. Ik leg uit dat toen we na de begrafenis het huis leeghaalden, dat iedereen al een doos vol naalden en garen en ritsen en knopen bleek te hebben. Iedereen behalve uw moeder, mijn kindje, die heeft zichzelf tot haar 36ste beholpen met een reisnaaikitje en een nietjesmachine.
Dat ik dus al het naaigrief had meegenomen. Omdat je naaispullen van iemand die naaister-van-beroep was niet kan weggooien.

Ze luistert aandachtig naar mijn verhaal. Rommelt wat in de blikken doos en glimlacht dan breed.

“Meme naaide ook vaak roze jurken, denk ik.”

***

Dit stukje hierboven schreef ik maanden geleden in een boekje, maar door het leven en de drukte geraakte het nooit hier. Tot ik het vanavond opzocht en overtikte.

***
Dit is de machine waarop het kleedske van mijn communie werd genaaid door mijn Meme. En ik heb ze aan de praat gekregen.

Ik dacht weer aan het stukje omdat ik eerder deze week eindelijk ook deze schoonheid bovenhaalde. Een erfenis uit dezelfde naaikamer waar ooit mijn communiekleedje werd genaaid. Ik spendeerde een avond onder een warm dekentje van melancholie terwijl ik ze aan de praat probeerde te krijgen. Ik stikte wat proeflapjes om te kijken wat ze aankon — zoals voorspeld: zeer veel. Daarna begon ik aan een jurkje voor de pop van de dochter.

Ik bleek naaigaren te hebben in precies de juiste kleur roze en kon niet stoppen met glimlachen.

En al

Alles van waarde is weerloos.

alles van waarde is weerloos
wordt van aanraakbaarheid rijk
en aan alles gelijk

als het hart van de tijd

– Lucebert –

1012708_10209047672938066_4971957070685835789_n

(Tekening door Randall Casaer)

Dagen als deze. Gisteren met verbijstering en localiseren en afschuw en woede en een hoofd dat dingen blokkeerde. Mijn hersenen susten mijn lijf: “Dit is erg. We moeten nu even wachten tot het voorbij is en we weer kunnen kijken.” en ik werkte zo goed als dat kon verder. Dacht na over wie ik moest helpen, en wat ik de pup zou vertellen. Ik dronk koffie met dierbaren en stuurde sms’en met scheldwoorden naar anderen.

Ik keek geen filmpjes, klikte geen foto’s aan. Ik keek het nieuws om zeven uur en zette daarna de tv uit. Ademde diep in en uit, en besefte dat mijn hele zijn sinds november in Parijs mechanismen heeft ontwikkeld om hiermee om te gaan.

Er zijn veel dingen die me kwaad maken vandaag en dat is er één van. Dat ik gisteren aan de dochter vertelde dat dit in het nieuws was omdat het niet vaak gebeurde. Dat ik daarna besefte dat ik zo rustig bleef omdat het te vaak gebeurde.

werk

Griepvaccin.

Op mijn werk mag ik spelen met scheerschuim. En gij?

“Oh, wat een fijn klein klasje” zei ik, rondkijkend naar de acht spelende kleuters in de hoekjes.
“Mjah. Normaal zijn het er 26.” antwoordde ze.

Griep was de rode draad in deze stageweek, en ik heb het in jaren zo hevig niet geweten als dit seizoen.
Ik kwam in klassen waar het ergste net voorbij was (“Elke dag komen er een paar terug nu”), in klassen waar de halve groep hoestte als een mijnwerker na 25 jaar in het stof onder de grond, en in klassen waar iedereen zich schrap zette voor een nieuwe aanval.

De Echte Griep, ik heb die zelf één keer gehad, jaren geleden. Twee weken echt ziek geweest — genre niet uit bed kunnen — en de zes weken daarna op 50% geleefd: moe, herstellend, bij het minste weer helemaal paraplu. Sindsdien laat ik me vaccineren, hoewel ik niet tot de risicogroepen behoor.

Mensen fronsen vaak als ze dat horen.

“Waarom zou je dat doen?” vragen ze. “Het griepvaccin beschermt toch geen 100%?” of “Ik las dat ze het virus niet juist hebben gegokt!”.
En mijn favoriet “Goh, dat kan geen kwaad hoor, als uw lichaam eens een griep moet doorstaan, dat is goed voor uw weerstand. Zo een gezonde jonge vrouw gelijk gij.”

Ik discussieer daar niet meer over, ondertussen. Ik leg al lang niet meer elke keer uit dat in 16 verschillende lagereschool- en kleuterklasjes komen op een week tijd mijn risico op besmetting wel een klein beetje verhoogt in vergelijking met een doorsnee bureaujob. Ik vertel niet over kindjes die niezen in mijn gezicht en hun handjes afvegen aan mijn trui.
Ik geef zelfs mijn argument niet over dat als ik uitval, dat mijn collega’s dan mijn stagebezoeken moeten opvangen.

En ik zeg niks meer over hoe ziek ik ben geweest, die keer met De Echte Griep. Ik haal mijn schouders op, en zwijg.

Maar toen ik daar dus zat, op dat kleine stoeltje, in die klas met die 8 kindjes van de 26, toen was ik stiekem best blij met mijn kunstmatig geïnjecteerde anti-stoffen.

Ik zou dat iedereen aanraden, geen griep krijgen.