Month: February 2024

En al

(Half)platte rust.

Ik moest dus een kleine ingreep ondergaan en deed dat met frisse tegenzin. Meer dan twee weken verplicht en gepland thuis blijven, dat is niet zo mijn gewoonte en dapper zijn en doordoen is zowat de huisstijl. Onterecht, maar ik ben een kind van mijn tijd en heb me daar ondertussen bij neergelegd.

Edoch. Als een huisarts, twee specialisten en een bevriende dokter unisono zeggen “het is nodig” en ge zelf al eens een wijsneuzerige boom durft opzetten dat “iedereen zijn eigen expertiseveld heeft en dat het een goed idee is om mensen die ergens voor gestudeerd hebben wat vertrouwen te geven”, ja dan kijk.

Ik plande de operatie halverwege mijn verlof en maakte vervangopdrachten en een leerpad voor mijn studenten. Er zou niet geluierd worden, meneer. Van tevoren had ik bovendien een strak en ambitieus plan waarbij ik in dat ziekteverlof ons huis zou opruimen en organiseren én alle lessen van het semester zou voorbereiden. Het was een troost en een sussen van mijn eigen flinke geweten.

En toen bleek dat de voorgeschreven rust geen overbodige luxe was en dat het opruimen te veel energie vroeg. Na een ambitieuze “ik ga zelf naar de bakker” op dag drie, een duizelingske en een middag gejammer in de zetel daarop volgend, capituleerde ik. Ik bekeek drie netflix-series, las echte dikke boeken (Nirvana van Tommy Wieringa, trouwens. Thank me later.), reanimeerde deze blog en genoot zowaar van de rust.

Zodanig dat ik nu wat bang ben om opnieuw te gaan werken, overmorgen. Mijn agenda vult zich schrikbarend snel, het semester is nog niet helemaal voorbereid, maar er zijn ook twee boeken die nog liggen te wachten en dat schrijven hier bevalt me toch meer dan gedacht.

Tijd om wat prioriteiten te herdefiniëren, geloof ik. Want ik moet ook het huis nog een keer opruimen natuurlijk.

En al

Ik vind verrassingsfeestjes ook eng.

Het gebouw waar mijn nko-arts zijn consultaties houdt en waar ik deze dagen om de zoveel tijd op controle mag, wordt momenteel aan de buitenkant gerenoveerd.
Dat gaat gepaard met veel en constant aanwezig verbouwlawaai, wat voor onrust en zichtbare irritatie zorgt bij iedereen in de wachtkamers. I can relate. Het is al geen ponykamp om in een saaie ruimte op ongemakkelijke stoelen te wachten op alweer een vervelend onderzoek. Als dat dan ook nog met de soundtrack van drilboren en schuurmachines moet gebeuren, is het helemaal ellendig.

Het constante lawaai is echter niet mijn grootste probleem. Om de paar minuten wordt het altijddurend gerommel van de werken doorbroken door een luide dreun waarvan mijn hart telkens eerst een halve seconde stilstaat en dan minutenlang in overdrive raast van het schrikken. Die bonken zijn eigenlijk helemaal niet onverwacht: je weet dat ze komen. Maar er zit totaal geen ritme in en daardoor is het toch altijd onaangekondigd. Ik laat mijn boek vallen, verslik me als ik net aan het drinken ben of maak een klein sprongetje op mijn stoel. Soms een onderdrukt kreetje. Slapstick in de wachtkamer.

Het is een onvoorziene extra dimensie bij de controles en het maakt het allemaal nog een stuk spannender. De nko moet immers bij het controle-onderzoek een lang camerasonde-ding voorzichtig in mijn neus inbrengen om mijn sinussen te checken. Dat is op zich al onplezierig, maar ik zit dus vooral de hele tijd te wachten op een dreun, een nko die daardoor een onverhoedse beweging maakt en hoe dat dan gigantisch veel pijn gaat doen.

Ik heb voor de ingreep wild en overdadig allerhande medische websites uitgeplozen en ben dus op de hoogte van de meest obscure mogelijke complicaties. Maar “verwonding door schrikreactie van nko-arts tijdens onderzoek” werd precies nergens beschreven.

En al

It wasn’t much of a plan, I just started walking.

Het is niet dat ik ooit gestopt ben met schrijven.

Schriften vol gekrabbel, word-files vol geraas. Het is er altijd geweest en het zal voor altijd zo blijven. Maar wat hierop kwam, in die actieve jaren (2004-2018, zo schat ik), was anders. Omdat er een publiek was, of althans kon zijn.
In mijn private navelstaarderij zonder toehoorders blijk ik slordig. Halve gedachten worden geen echte redeneringen als ik ze gewoon ergens nauwelijks leesbaar in een tof schriftje neerkriebel. Kronieken vervallen in steekwoorden, en die luiheid is nefast voor het ordenen van mijn gedachten. Zelfs mijn (te talrijke) meningen zijn minder doordacht als er niemand luistert of op zijn minst doet alsof.

Waarom ligt het hier dan op zijn gat en al zo lang? Door al die platformen waarop al die meningen kunnen. Met filters en hashtags en een mens heeft daar geen werk aan. Daartegenover: de complexiteit van dit systeem. Inloggen, schrijven, publiceren, fotooke erbij in een ideaal scenario. En delen ook natuurlijk. Op facebook en twitter en op andere plaatsen want de mensen verwachten dat gelijk en personal branding is een dingetje zo schijnt het. TEH PRESSURE. En dan oei. Ik heb al een week niet geschreven. Twee weken en mensen stellen vragen. Drie weken ik krijg mails van alles goed en ca va wel met u.

Wat blijkt. Als drie weken drie maanden worden dan stoppen de vragen en is de druk weg. Als drie maanden er zes worden dan vergeet je het zelfs een beetje. Publiek noteren kan immers in theorie ook in formats van 140 tekens of met een mooie foto in drie keer drie beelden op een grid. Bijna even goed, alleen vind je een jaar later je eigen gedachten niet meer terug. Ah.

Dat zij hier gewoon nog is, dat deed me gisteren glimlachen alsof het 2004 is. Omdat toeval niet bestaat, had ik bovendien een ongerelateerde conversatie deze ochtend waarin het woord wijvenweek viel.

Benieuwd waar dit allemaal gaat eindigen.

En al

Pale blue colored iris.

Ah. Hoe weinig kunnen mensen veranderen, ook al gaan er jaren over. Opvallend ouder, blonder (omdat grijzer niet goed was voor mijn ego), wat bedachtzamer, veel meer rimpels en hopelijk een pak minder streken. Maar toch nog altijd hetzelfde stramien: een onbeduidende aanleiding, wat opzoeken en dan opeens poef namiddag voorbij. 27 forever, dat zijn niet enkel loze woorden zo blijkt.

Het begon met iemand die een vraag stelde, ik die wist dat ik die vraag ooit min of meer had beantwoord op mijn blog-erf. En dus moest ik zoeken en er was een error en die moest natuurlijk weg en ik klikte ondertussen wat rond terwijl ik aan het wachten was op antwoorden van Iemand Die Er Meer Van Kent En Problemen Oplost In De Support-Chat Waar Ik Nog steeds Voor Betaal.

En toen bedacht ik dat ik daar wel blij van werd, van schrijven. En of ik mijn paswoord nog zou weten, dat was ook een interessante vraag.

Enfin. Het is 2024, mensen.

Degene die zonder googlen weet uit welk nummer (van 30 – JA DERTIG – jaar geleden) de titel komt, wint de kerygma-award 2021-2024. Want die bestaat weldegelijk sinds vandaag.