projecten

Die keer met de kattenprozac.

Mja. Dus. Voor ge het weet geeft ge uw kat twee keer per dag medicamenten tegen de angstaanvallen en maakt ge kleine aanpassingen aan de inrichting van uw huis voor het veiligheidsgevoel van het beest. Dat kan ja, ook als ge nuchtere mensen zijt die niet aan zweverigheid doen. En als het helpt dan kan het mij zelfs niet eens meer schelen dat ge mij zit uit te lachen, daar aan de andere kant van het wereldwijde web. Zelfs niet, neen.

Hoe begint dat allemaal, vraagt u? (voor het volledige verhaal, klik op de linkjes) Vorig jaar hadden we Frank Sinatra, het kattenincident waarbij de vreemde kater bruut onze huiselijkheid binnenstormde en de boel ondersproeide. Kort nadien begon boogie af en toe in huis te plassen. Niet veel, niet dikwijls, niet erg: niks om problematisch te noemen, dus. We straften hem, hij mokte een paar uur, we ruimden de rommel op en daarmee was de kous af.

Toen kwam de verbouwing, en de daarbij horende onrust: het hele huis werd opengegooid en de kat had daar duidelijk een beetje last van. Toen alles weer dicht was gemaakt bleek hij toch wel zeer frequent in huis te plassen, altijd als wij er niet bij waren. Vreselijk vervelend, en we straften hem consequent. Maar dat hielp niks en steeds minder. En wij vonden dat steeds minder aangenaam, vooral omdat het dus –inderdaad– niks leek te helpen.
Na enige lectuur over het onderwerp bleek straffen trouwens niet de oplossing, omdat katten straf achteraf niet meer met de actie associëren maar met degene die straft. We zijn daar dan maar mee gestopt.

En toen kwam de nieuwe zwarte kater, die op zijn beurt brutaal probeert het huis binnen te komen en overal op de koer sproeit. En toen kreeg Boogie overal kale plekken van het likken: eerst op de buik (dierenarts zei: hormonaal), sinds een paar weken ook op zijn poten.
En toen deed hij dat rare gedoe met ‘s ochtends paniekerig miauwen. En toen deed hij dat deze week nog eens en werd de situatie steeds erger.

Op zo’n moment hebt ge twee keuzes: ge brengt het beestje naar het asiel en neemt een andere kat. Of ge probeert of er iets aan te doen is, aan het hele probleem. Wij zijn niet zo’n opgevers van aard, en de keuze was snel gemaakt. Dus kwam er een dierenarts langs die gespecialiseerd is in kattengedrag. Gisterenmiddag hebben we de hele situatie met haar in beeld gebracht (waar plast hij, wanneer, wat gebeurt er precies?) en heeft ze de kat een hele tijd geobserveerd. Om dan tot conclusies te komen die heel erg logisch klinken: over territorium en onveiligheid, onrust en angst. En over vicieuze cirkels waar Boogie dus blijkbaar zelf niet meer uitgeraakt. Het likken en haar afbijten is zelfverminking, bijvoorbeeld. Vandaar dat hormonen niks helpen, trouwens

Alleszins: Boogie heeft medicatie voorgeschreven gekregen. En we zorgen voor iets meer beschutting in ons huis waarvan de achtergevel helemaal glas is. En we gaan proberen om de scheefgegroeide situatie recht te trekken. Met een kattenpsycholoog inderdaad. Stopt met lachen, zeg ik u.