Neen!

i. bites the hand.

Als u, op een verloren zomermiddag tussen koffie en barbecue misschien, ooit eens met onderwijsmensen aan tafel zit, moet u een keer vragen waar volgens hen de knelpunten liggen van ons huidig systeem. Ik geef u op papier dat het verkeerd waarderen door onze samenleving van ASO-TSO-BSO door veel van hen zal genoemd worden. Het is iets waar wij dagelijks tegen vechten, tegen de perceptie dat ASO voor de slimme kinderen is, en TSO voor de iets minder slimme, en BSO voor degene die nergens anders meekunnen. Het is iets dat ik mijn studenten heel duidelijk probeer in te prenten: dat het gaat om verschillende talenten, niet over de waarde van deze of gene talent. Dat alle kinderen gelijkwaardig zijn, ook al zijn ze niet gelijk.

Veel van mijn afstuderende studenten komen niet uit een ASO-richting. En toch zitten ze in het hoger onderwijs. Omdat ze vreselijk goed kunnen omgaan met kinderen, omdat ze daar hun talent en het doel van hun leven hebben gevonden, en daar voluit voor gaan. Ze komen vaak bij ons aan als onzekere jongeren, die geen unaniem positieve ervaringen hebben met hoe de wereld naar hen kijkt. Velen voelen zich “een beetje minder”. Ik kan dat niet, hoor ik hen vaak zeggen, en ik ben maandenlang bezig met hen te overtuigen dat ze het zullen leren, en dat ze meer kunnen dan ze denken.
Ook later zullen velen nog meewarig bekeken worden. Het is maar een kleuterjuf. Ik kan mij daar boos over maken, maar misschien moet ik het daar een andere keer over hebben, over een naar mijn mening zwaar ondergewaardeerd beroep.

Woensdag 6 april 2011. Ik zit met mijn studenten in een auditorium in De Singel, samen met zowat al mijn collega’s uit andere lerarenopleidingen en hun studenten. We zijn met een kleine duizend, en dit is het startschot van de Canon Cultuurdagen. Op het podium zit onze minister, Pascal Smet, en hij wordt geïnterviewd door een aantal studenten. Het gesprek kabbelt voort van promopraatje naar gladde verkiezingspraat, en is niet bijster interessant.
Een student stelt de vraag of er ooit een leerkracht geweest is die de hooggeëerde minister zijn leven veranderd heeft. Smet antwoordt van jazeker en dan zegt hij het ondenkbare: Mevrouw X was mijn leerkracht op het moment dat ik niet zo goed studeerde, en ze heeft er mij doorgetrokken door altijd in mij te geloven. Ik ben er haar nog altijd dankbaar voor, want had ze dat niet gedaan dan was ik in TSO of BSO terechtgekomen en dan was ik nooit minister geworden.

Behalve dat ik mij verslikt heb op dat moment in mijn anders zeer lekkere koffie, heeft die uitspraak mij de hele dag een vuist van boosheid in mijn maag bezorgd. Ik was zodanig verontwaardigd dat ik zelfs niet meer met mijn ogen kon rollen. En het is nog steeds niet over.

Ik zal nooit vergeten dat hij dat gezegd heeft, voor een zaal vol mensen die dit jaar afstuderen, en in september in het onderwijs stappen. Ik zal nooit vergeten dat hij zodanig vol is van zichzelf, dat hij waarschijnlijk zelfs niet beseft hoe beledigend, onderwijsvreemd en gewoon vreselijk fout die uitspraak was. Ik schaam mij diep, in zijn plaats, en omdat ik door mijn stem bij de Vlaamse verkiezingen, hem eigenlijk heb verkozen.

Pascal Smet heeft sinds hij minister is reeds meermaals bewezen dat hij nauwelijks voeling heeft met zijn werkveld, dat hij gaarne cavalier seul mag spelen met populistische voorstellen en compleet ongefundeerde beslissingen. Ik heb hier al verschillende keren een kladje weggegooid over zijn beleid, mezelf sussend toesprekend met gezegden als “don’t bite the hand that feeds you”, maar vandaag doe ik het toch. Omdat het bijna vakantie is en ik er nog steeds aan denk. En omdat ik mezelf als sinds zes april gigantisch laf vind.