Neen!

Toemme.

Ik heb een kan thee, en een kerstboom op de achtergrond. Een trui met een kap, een deken en een kaars of twee. Ik heb vijftig zakdoeken, waarvan 45 nat. Mijn ogen prikken, mijn lippen doen pijn en mijn keel voelt als vreselijk clichématig schuurpapier. Ik zit in de zetel, zo dicht mogelijk bij de verwarming. En ik weet het: er zijn erger dingen, en eigenlijk is het zelfs niet ziek zijn. Morgen ben ik flink en ga ik werken, want verkouden thuisblijven is te gek, zeker in de laatste week van het semester. Maar vanavond mag ik even zagen en zielig zijn, nietwaar?

Man, zo’n kopvalling, dat is lastig zeg.